Oorlog in Oost-Congo kent geen winnaars
Naam: Leo Kortekaas
Geboren: 7 februari 1961Werkt voor: World Vision-DR Congo
Standplaats: Goma en Lumbubashi (DR Congo)
Sinds: 1994 in DR Congo en Kameroen
Wat voor werk doe je precies?
„In de komende tijd is het mijn taak meer samenhang aan te brengen tussen noodhulp en structurele ontwikkeling in de projecten van World Vision in Congo. Die beide takken van sport zijn momenteel nog erg gescheiden. In verschillende gebieden in het oosten van Congo is het door voortdurende strijd nog niet mogelijk geweest aan structurele ontwikkeling te werken. Die gebieden zijn door de jarenlange oorlog dertig jaar achteropgeraakt. Ik vind het uitdagend om in die context te werken.”
Waarom doe je dit werk?
Na mijn studie landbouwkunde vroeg ik me af waar ik het beste aan de slag kon. Hebben de mensen hier in het Westen behoefte aan nog meer productie? In die tijd heerste er grote hongersnood in Ethiopië en mede daardoor groeide de overtuiging dat ik nuttiger werk kon doen in Afrika. Het geloof heeft me ook geholpen die keuze te maken. Vanaf 1989 heb ik voor diverse organisaties in Kameroen en Congo gewerkt. Daarnaast heb ik ook enige tijd bij de Wereldvoedselorganisatie in Rome gezeten.”
Op welk punt zie je vooruitgang?
„Ik merk dat veel mensen in Congo de oorlogen moe zijn. De tijd van conflicten moet voorbij zijn, zeggen ze. Ze hebben geleerd dat er geen winnaar van de oorlog kan zijn. Daarvoor zijn er te veel verschillende volkeren. Rustig aan beginnen de mensen het bestaan weer op te bouwen.”
Hoogtepunt?
„In mijn tijd bij hulporganisatie Caritas zijn er grote programma’s opgezet in de Kasairegio in Congo om interne vluchtelingen weer te integreren in hun oorspronkelijke regio. Mensen kregen de kans een nieuw bestaan op te bouwen. Wat ook mooi was is dat we in een oorlogssituatie, midden jaren negentig, toch mogelijkheden vonden om voedselcentra draaiende te houden. We hebben toen heel veel goed werk kunnen doen.”
Teleurstelling?
„Het kwam wel voor dat lokale medewerkers in oorlogstijd transportmiddelen van onze hulporganisatie gebruikten om oorlogsmaterieel te vervoeren ten behoeve van volksgenoten. Met het tegengaan van die praktijk zijn we indertijd heel rigoureus geweest: zo iemand vloog er direct uit. Je kunt als hulporganisatie onder geen beding de suggestie wekken niet neutraal te zijn.”
Ben je kerkelijk betrokken?
„Ik ben van huis uit rooms-katholiek, maar ben een oecumenisch christen. Ik geloof dat er uiteindelijk maar één kerk is. In Congo heb ik ook wel met een baptistengemeente en een anglicaanse gemeenschap meegeleefd. In de Kasairegio waren er pastores die de superioriteit van bepaalde etnische groepen predikten. Mede daardoor heb ik altijd een sterke aarzeling gevoeld om het geloof in Congo in een vaste gemeenschap te beleven.”
Speelt geloof een rol om hier te komen werken?
„Jazeker, anders zou ik mijn motivatie misschien ook wel verloren hebben of in cynisme beland zijn, zoals sommige collega-hulpverleners. Woorden die ik lees in de Bijbel of hoor in de kerk kunnen me echter weer motiveren om door te gaan.”
Waar verwonder je je over?
„De volharding van internationale organisaties in hun pogingen mensen een bestaansminimum te garanderen. Landen en donoren blijven in Congo soms jarenlang dezelfde programma’s ondersteunen, ook al is er soms op het eerste gezicht weinig structureel resultaat. Dat vind ik bijzonder.”
Wat vind je moeilijk in het contact met de bevolking?
„Tijd maken om contacten op te bouwen. Dat is uitermate belangrijk, maar we nemen er veel te weinig de tijd voor. Contact met de bevolking is ook van groot belang om de eigen prioriteiten als organisatie helder te hebben.”
Wat ervaar je als gemakkelijk?
„Dat vind ik moeilijk te beantwoorden. Ik heb weinig in Nederland of het Westen gewerkt en ben dus gewend aan de Afrikaanse context.”
Mis je Nederland?
„De contacten met de familie mis je natuurlijk wel eens. Aan de andere kant ervaar ik enorm veel rijker te worden door de ontmoeting met andere mensen en culturen.”
Zin om terug te gaan?
„Ik zou eerder overwegen me definitief in Afrika te vestigen. Daar is misschien toch meer tijd om te leven in plaats van om geleefd te worden. Dat is tenminste het idee, ik heb de indruk dat er op dat vlak ook wel een keer ten goede aan de gang is in het Westen.”
Redactie: René Zeeman