„Historische canon is niets voor christenen”
Het is hoogst merkwaardig dat christenen zich druk maken om een nieuwe historische canon, vindt prof. dr. A. van de Beek. Wie christenen zijn, is al vastgelegd in de canon van het Oude en Nieuwe Testament, en die is niet voor niets afgesloten.
De hoogleraar systematische theologie aan de Vrije Universiteit schrijft dat in het nieuwste nummer van het blad Kontekstueel, dat is gewijd aan ”Het christelijk geloof in de canon van de Nederlandse geschiedenis”.Een historische canon past helemaal niet bij Nederland, vindt Van de Beek. „Nederland staat open voor tolerantie, met veel verschillende stromingen en invloeden.” Het feit dat er juist nu een canon moet komen, komt volgens hem doordat het liberale humanisme zijn visie op Nederland aan heel de samenleving wil opleggen.
De Amsterdamse hoogleraar hekelt de houding van de liberale humanisten, die er volgens hem geen rekening mee houden dat er in Nederland naast radicale secularisatie ook sterke godsdienstige gemeenschappen zijn. „Kennelijk negeert men wat er op zondag gebeurt in Hendrik-Ido-Ambacht, in Putten, in Drachten - en in zo veel andere plaatsen waar een bloeiend (vaak jong) gemeenteleven bestaat.”
Toch moeten christenen zich niet druk maken om een historische canon, vindt Van de Beek. „We hebben toch al een canon die onze identiteit weergeeft?” schrijft hij onder verwijzing naar het Oude en Nieuwe Testament. „Dat is de canon over die God die in Christus Jezus het kruis droeg en de dood overwon. Het is de canon die spreekt over de Geest die onze identiteit vormt, omdat we door Hem niet meer van onszelf maar van onze trouwe Zaligmaker Jezus Christus zijn.”
Wie christenen zijn, is vastgelegd in deze canon, die met de komst van Christus is afgesloten. De hele discussie over de historische canon is daarom beschamend voor christenen en een ontkenning van ”Het is volbracht”, stelt Van de Beek.
Een christen is een vreemdeling op aarde en heeft daarom ook niet een identiteit als Nederlander naast zijn identiteit als christen, vindt de hoogleraar. „Als mijn identiteit bepaald moet worden door mijn vaderland, dan moet ik, om mijzelf niet te verliezen, ook het vaderland verdedigen. Voor je het weet, heb je dan een wapen in handen of zit je in een tank.”
Gods daden in de geschiedenis kunnen herdacht worden, maar dat luistert volgens de Amsterdamse dogmaticus erg nauw. Als voorbeeld noemt hij bevrijdingsdag. De Bevrijding van Nederland als nationale staat is voor christenen geen reden om Gods Naam te prijzen. Nederland is niet Gods volk, zoals Israël dat was. „Nationale staten hebben geen heilsbetekenis en kunnen komen en gaan.”
Iets anders is de vrijheid die we weer hebben om in rust te leven en te geloven zonder angst voor de tirannie van de nazi’s, vindt Van de Beek. „Daar kunnen we God voor danken: dat we een stil en gerust leven mogen hebben.”
De hoogleraar is ook beducht voor nationale symbolen in het onderwijs, zoals dagopeningen, die in de Verenigde Staten op veel scholen gehouden worden. „Het Wilhelmus zingen als lied tegen het Neêrlands bloed en als erkenning van de overheid van de koning van Hispanje gaat bij nationale manifestaties nog net, maar dat moet het dan ook maar zijn voor christenen.”