Zending is alleen taak van kerk
Interkerkelijke organisaties pakken taken op die onder het zendingsbevel vallen. Terwijl de zending nadrukkelijk een taak is van de kerk. Interkerkelijke organisaties en kerken moeten daarom om de tafel om hun taken goed af te bakenen, stelt drs. J. H. van Doleweerd.
Kerkelijke en geloofszending zijn de laatste tijd als twee vormen van zending in het nieuws geweest. Dr. J. Kommers liet zich in het RD van 31 maart positief uit over geloofszending. Jaap Haasnoot deed op de opiniepagina van 14 april een oproep voor samenwerking van kerken met allerlei interkerkelijke zendingsorganisaties. Hij vond een pleidooi voor kerkelijke zending zoals in het laatste nummer van zendingsblad Paulus te lezen was (www.zgg.nl) te veel karikatuur ten opzichte van geloofszending en deed een oproep om samenwerkingsverbanden uit te bouwen.Nu is het terrein van kerkelijke en geloofszending en de discussie daarover bezaaid met hindernissen. Een hindernis is de verwarring in definities. Wat is kerkelijke zending en wat is geloofszending? Ik laat dit hier verder rusten. Er is ook verwarring in soorten en vormen van zending en missionair-diaconale activiteiten die soms allemaal op één hoop worden gegooid.
Het terrein is mede moeilijk begaanbaar omdat er voorbeelden van geloofs- of interkerkelijke zending zijn die kerkelijke zending beschaamd stellen en andersom. Er zijn geloofszendelingen, gedreven door een sterk persoonlijke overtuiging en drijfveer, waar we niet anders dan met diep respect over kunnen schrijven. Door kritiek uit te oefenen op deze vorm van zending, zouden we hen onbedoeld kunnen kwetsen.
Uitgangspunten
Naast deze twee hindernissen is er de kwestie van de theologische zienswijze, bijvoorbeeld op de kerk en de ambten. Als vanuit gereformeerd-theologisch perspectief een typering gegeven wordt over geloofszending, kan dit worden opgevat als karikatuurtekening. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Wat wel nodig is, is dat er helderheid geschapen wordt over de uitgangspunten van zending.
Het kerkelijke in zending heeft te maken met de zendingsopdracht. Uitgaan tot alle volken om het Evangelie te prediken, is een roeping en verantwoordelijkheid van de kerk. Bij het woordje kerk denk ik dan niet in de eerste plaats aan individuele gelovigen, maar aan de gestalte van de kerk, zoals deze door de bediening van de ambten van profeet, priester en koning, oftewel predikant, diaken en ouderling, zichtbaar wordt. Uitgezondenen functioneren onder ambtelijke volmacht van een door de kerk samengestelde commissie of deputaatschap en zij ontvangen een kerkelijk mandaat door de uitzending vanuit hun gemeente. Zendingswerkers worden gezonden namens de kerk, met het oog op de verbreiding van het Evangelie in Woord en daad.
De ontplooide zendingsactiviteiten en -ervaringen verdienen uitgebreide bespreking op de synode of meerdere vergadering. Zending is geen zaak van particulier initiatief, maar een (geloofs)opdracht van de kerk, al sluit dit een persoonlijk geroepen worden niet uit.
Deze verantwoordelijkheid kan en mag de kerk niet delegeren aan interkerkelijke organisaties die binnen de boezem van hun eigen besturen autonoom zijn. Een bestuur is immers geen kerkelijk orgaan, ook al zijn alle bestuursleden lid van een kerk en bevelen predikanten uit diverse kerken de organisatie aan.
Aan de kérk is het Woord gegeven. Op dit Woord is het geloof gericht dat waarachtig houdt alles wat God hierin heeft geopenbaard. Het Woord nasprekend komt de kerk tot belijden. Daarom hebben de ”kerken der hervorming” hun belijdenisgeschriften. Dit belijden speelt in kerkelijke zending een belangrijke rol, immers de kerk heeft het recht en ook de plicht om als pilaar en vastigheid der waarheid (1 Timotheüs 3:15) de waarheid in de wereld bekend te maken. Niet dat de waarheid op de kerk steunt, want de waarheid rust in God. Wel heeft Christus de opdracht aan de kerk gegeven „de waarheid te verbreiden en tegen alle dwalingen te bevestigen”, zoals de kanttekeningen op 1 Timotheüs 3:15 zeggen.
Het is de verantwoordelijkheid van iedere christen, door de zalving van Christus gesteld in het „ambt aller gelovigen” (Heidelberger Catechismus, vraag 32), maar het is in het bijzonder een taak van de ambtsdragers hierop toe te zien. Ook op dit punt vraagt zendingswerk om een inbedding in de kerk.
Volmacht
Zending is inmiddels een breed begrip geworden. Allerlei vormen van algemeen missionair werk, die voortvloeien uit het ambt aller gelovigen, vragen niet nadrukkelijk om een kerkelijke volmacht. De uitoefening ervan vraagt niet om uitzending. Het zijn de klem en de roeping die tot iedere christen komen, hier in Nederland of daarbuiten.
Er zijn talloze werkzaamheden in het buitenland te verrichten die indirect met de zendingsopdracht te maken hebben, maar die niet nadrukkelijk om een kerkelijke inbedding vragen. Hier kan samenwerking met interkerkelijke organisaties een plaats krijgen. Alleen is de scheiding tussen zending en algemeen missionair werk soms flinterdun. Op dit punt is daarom bezinning geboden.
Interkerkelijke organisaties moeten zich duidelijk onderscheiden van de kerkelijke zendingsorganisaties en kerkelijke taken, zoals die van Woordverkondiging, en de daaruit voortvloeiende gemeentevormings- en toerustingsactiviteiten overlaten aan de kerk. Dan blijven de verhoudingen zuiver.
Het instituut kerk staat onder kritiek. Kerk staat in het Westen bij velen symbool voor starheid en knellende structuren. Interkerkelijke organisaties pakken soms taken op die door de kerken verwaarloosd worden. Niemand kan het ontkennen, aan de kerk kleven vele gebreken, maar toch is zij als instituut een instelling Gods en dat mogen we niet op dezelfde manier van allerlei particuliere, interkerkelijke organisaties zeggen. Voor een goede verhouding tussen kerkelijke en interkerkelijke organisaties is helderheid over de uitgangspunten en kerntaken van zending een must.
De auteur is werkzaam als missioloog en toeruster bij de Zending Gereformeerde Gemeenten en docent godsdienst-, cultuur- en zendingswetenschappen aan de CGO-hbo te Gouda.