Communicatie
Barbara Schouten, universitair docent aan de Universiteit van Amsterdam, afdeling communicatiewetenschap, publiceert in Migrantenstudies (24e jaargang nr. 1) een studie over verschillen in voorkeuren voor communicatiestijlen onder Nederlanders, Turken en Marokkanen.
Voorlichters en hulpverleners die te maken hebben met mensen uit andere culturen dienen zich ter wille van de effectiviteit van hun werk bewust te zijn van verschillen in communicatiestijlen tussen uiteenlopende etnische groepen. Mensen uit collectivistische culturen zijn minder assertief en direct in hun taalgebruik en letten meer op situationele factoren dan mensen uit individualistische culturen. Die zijn vooral gericht op de inhoud van de boodschap. Wat gezegd wordt, is voor hen belangrijker dan hoe het wordt gezegd. Men spreekt hier wel van high-contextcommunicatie tegenover low-contextcommunicatie. Uiteraard zijn er ook wat dit betreft variaties binnen een cultuur. Die hangen samen met iemands zelfbeeld en de waarden die hij aanhangt. Ook hier kan men een individualistische en een collectivistische variant onderscheiden.Uitgaande van dit model is een aantal Nederlandse en hier wonende Turkse en Marokkaanse studenten ondervraagd. Helaas kon men slechts een beperkt aantal Marokkaanse studenten bereid vinden. De verwachting dat Turken en Marokkanen een grotere voorkeur zouden hebben voor high-contextcommunicatie werd in het onderzoek niet bewaarheid. Wellicht speelt hier een rol dat de allochtone deelnemers studenten waren. Kennelijk zijn die al behoorlijk ingeburgerd in de Nederlandse samenleving. Een onderzoek onder lager opgeleide allochtonen zou wellicht een ander beeld te zien geven.
Twee onderzoekers van de Erasmus Universiteit, Peter Achterberg en Erik Snel, publiceren in Sociologie (jaargang 4 nr. 1) de resultaten van hun studie naar de duurzaamheid van de armoede in Nederland. Individualiseringssociologen als Ulrich Beck en Antony Giddens betogen dat armoede in laatmoderne samenlevingen steeds meer een tijdelijk fenomeen wordt. Armoede hangt minder samen met de sociale achtergrond van mensen, maar is een gevolg van ongewenste levensgebeurtenissen (scheiding, ontslag, ziekte) die meestal geen blijvende betekenis hebben. Er is zodoende sprake van een democratisering van de armoede.
Daartegenover staan meritocratiseringstheorieën, die wijzen op de groeiende tweedeling tussen hooggeschoolden en laaggeschoolden. Laatstgenoemden zijn hooguit aangewezen op de marges van de arbeidsmarkt. Zodoende is er veeleer sprake van een verduurzaming van de armoede.
Uit de beschikbare gegevens blijkt dat in Nederland tussen 1984 en 1999 de duurzame armoede flink gestegen is. Ook binnen de groep armen is het aandeel duurzame armen in die periode significant toegenomen. Laagopgeleiden hebben duidelijk meer kans op duurzame armoede. Ook voor vrouwen is de kans om tot deze categorie te behoren, groter geworden. Het gaat hier vooral om eenoudergezinnen. Hadden jongeren halverwege de jaren tachtig een iets kleinere kans dan ouderen op duurzame armoede, aan het eind van de jaren negentig is hun kans daarop duidelijk groter dan die van ouderen. Wellicht dat de verlaging van het minimumjeugdloon van invloed is.
In Liberaal Reveil (49e jaargang nr. 1) reageren VVD-senator Heleen Dupuis en Patrick van Schie (directeur Teldersstichting) op twaalf veelvoorkomende vooroordelen over het liberalisme. Dit in het kader van de liberale herbronningsdiscussie. Het liberalisme biedt volgens hen een optimistische boodschap. Ieder mens moet de kans krijgen het beste uit zichzelf te halen en zijn leven in te richten zoals hij of zij wil. Daarbij moet men de ander dezelfde ruimte gunnen. Het is echter een vooroordeel dat het liberalisme aanzet tot egoïsme. Liberalen zijn volgens Duipuis en Van Schie wel realisten. Zij nemen de mens zoals hij is, met al zijn deugden en ondeugden. Daarbij komt dat wat op microniveau een ondeugd is, op macroniveau kan uitwerken als een deugd.
Evenzo is het onjuist om te stellen dat het liberalisme alleen over geld gaat en niet over immateriële waarden. VVD-politici zijn inderdaad sterk voor een gezonde economie en beperking van de overheidsuitgaven, Maar veiligheid staat bij hen ook voorop en voor het culturele erfgoed hebben ze zeker oog.
Tegenwoordig klinkt het verwijt dat het liberalisme anderen zijn vrijheid wil opleggen en daardoor verlichtingsfundamentalisme bedrijft. Vrijheid kan echter niet worden opgelegd, slechts worden aangeboden. Ieder mag die vrijheid invullen zoals hij wil, zolang daarmee de vrijheid van anderen of hetgeen duidelijk tot het algemeen belang behoort, niet wordt geschaad.
Ook marktfundamentalisme wordt de liberalen verweten. Zij zijn inderdaad voor de vrije markt, omdat consumenten daarin de grootst mogelijke keuzevrijheid hebben. Concurrentie prikkelt de ondernemers om de beste waar tegen een zo laag mogelijke prijs aan te bieden. Eurocommissaris Kroes handelt in een goed liberale traditie wanneer zij kartels en monopolies aanpakt. De markt is echter niet goed of slecht, hij is moreel neutraal.
Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.