Geloven in verandering
Ondanks de kritiek op het dinsdag gepresenteerde standpunt van de Commissie Gelijke Behandeling over gewetensbezwaarde trouwambtenaren vertrekt voorzitter mr. A. G. Castermans met een goed gevoel bij de commissie. „De wereld verandert. De gereformeerde gezindte ook.”
Hij had nog zeker twee jaar voorzitter mogen zijn, maar kiest er zelf voor om over twee weken volledig aan de slag te gaan als hoogleraar burgerlijk recht aan de Leidse universiteit.Deze week had Castermans nog een pittig weekje bij de commissie. Het naar buiten gebrachte advies dat gemeenten gewetensbezwaarde trouwambtenaren mogen weigeren, leverde hem veel verontwaardigde reacties van christelijke politici en juristen op. In 2002 oordeelde de CGB nog in het voordeel van gewetensbezwaarde trouwambtenaren.
Volgens CU en SGP wijst u mensen die op grond van hun godsdienst geen homohuwelijk voltrekken de deur en krijgen zij een beroepsverbod opgelegd.
„Dit zijn zware woorden die miskennen dat we het niet hebben over iemands maatschappelijke kernfunctie. Voor de ambtenaar van de burgerlijke stand is een functiescheiding mogelijk, zodat hij gewoon al het andere werk kan blijven doen. De verpleegster die niet graag meewerkt aan een bepaalde medische handeling kan met een afgeslankt takenpakket ook gewoon verder functioneren als verpleegster. Ik heb het idee dat er tot nu toe onvoldoende oog is voor de finesses van deze oplossing.”
Oud-CGB-commissielid mr. Flora Lagerwerf-Vergunst stelt dat de commissie een vooringenomen standpunt heeft ingenomen.
„Bij de totstandkoming van het oordeel zijn we allesbehalve over één nacht ijs gegaan. Het is het resultaat van een interne discussie over de voortdurende, maatschappelijk gevoelige discussie hoe we om moeten gaan met botsende grondrechten.
Ik kan het begrijpen als mensen denken dat wij het antidiscriminatiebeginsel stellen boven artikel 6 van onze Grondwet over de godsdienstvrijheid. Maar in de kern gaat het in deze kwestie om een botsing van twee gelijkheidsrechten. De overheidswerkgever dient de aanspraak op gelijke behandeling van de gewetensbezwaarde trouwambtenaar af te wegen tegen dat van de homoseksuele burger. Ik heb voorkeur voor de laatste.”
Prof. mr. P. Zoontjens, betrokken bij de laatste evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling, stelde vorig jaar dat het een kwalijke zaak is om het antidiscriminatiebeginsel te stellen boven de godsdienstvrijheid. Dat vindt u ook?
„Ja. Er moet altijd ruimte blijven om het leven in te richten naar eigen godsdienstige overtuiging. In een aantal gevallen leidt dat echter tot fricties met andere grondrechten en dat zal dan per geval moeten worden beoordeeld. Maar de godsdienstvrijheid als zodanig is een vast uitgangspunt van onze democratische rechtsstaat.”
Hoogleraar Nederlandse geschiedenis dr. J. C. Kennedy sluit niet uit dat uw nieuwe standpunt een gevolg is van een succesvolle homolobby.
„Dat is al te makkelijk gedacht. De CGB waakt over haar onafhankelijkheid. Ik ben de afgelopen jaren een aantal keren in reformatorische kring ontvangen en slechts eenmaal bij een lokale afdeling van het COC.”
Prof. Kennedy stelt ook dat de godsdienstvrijheid wordt teruggebracht en dat zo het eigene van Nederland verloren gaat.
„Dat geluid heb ik vaker gehoord, bijvoorbeeld in Rhenen en in Putten op bijeenkomsten van mensen uit de gereformeerde gezindte. Ik denk niet dat het de godsdienstvrijheid is die marginaal wordt, maar de geloofsgemeenschap zelf. Minister Rouvoet heeft dat volgens mij goed gezien toen hij maandagavond in Zaltbommel zei dat hem niet het aantal moskeeën, maar de daling van het aantal kerken aan het hart gaat.”
Hoe kijkt u zelf aan tegen de gereformeerde gezindte?
„Het stemt me gelukkig dat het reformatorisch onderwijs op dit moment via een stuurgroep nadenkt over welke ruimte er is voor homoseksuele docenten en zich afvraagt wat scholen missen door de deur voor homo’s bij voorbaat te sluiten. De gereformeerde gezindte is duidelijk in beweging en neemt geen geharnaste standpunten meer in.
Dezelfde ontwikkeling zie ik ook bij de vrouwenkwestie in de SGP. Er zijn steeds meer SGP-mannen die bereid zijn na te denken over wat een vrouw in de maatschappij kan betekenen, zonder dat ze de Bijbel daarbij terzijde schuiven.”
Maar hoe denkt u over christenen die bij het standpunt blijven dat een homoseksuele levensstijl niet door de beugel kan?
„Ik geloof niet in stilstand. De wereld verandert en mensen veranderen mee.”
En als mensen hun mening tóch niet bijstellen?
„Die mensen bestaan niet. Ook al is het een diepe wens om vast te houden wat je hebt, per saldo verandert ieder mens.”
De enkelefeitconstructie in de Algemene wet gelijke behandeling -scholen mogen geen docenten weren alleen omdat ze homoseksueel zijn- liet u eerst ongemoeid, maar nu wilt u daar ook van af.
„In 2005 bij de evaluatie van de AWGB was het geen klemmend issue om ons druk te maken voor afschaffing van de enkelefeitconstructie. Maar op de keper beschouwd staat deze bepaling op gespannen voet met Europese regelgeving. Om mogelijke misverstanden te voorkomen, pleiten wij nu wel voor afschaffing. Dat is ook als gevolg van een weer opgelaaide discussie over de plaats voor homoseksuelen in het onderwijs door een zaak die vorig jaar bij ons speelde rond de evangelische school de Passie in Amsterdam.
Tot op heden hebben wij nog nooit hoeven onderzoeken wat bijkomende redenen zijn voor bijzondere scholen om homoseksuelen te weren. Een dergelijke zaak hebben we gewoonweg niet voorgelegd gekregen. Mocht de commissie die wel krijgen, dan zal ze die langs de Europese richtlijn toetsen.”
Wat adviseert u de stuurgroep in het reformatorisch onderwijs die nadenkt over homoseksualiteit?
„Die zal vooral de juridische onderbouwing van de eigen standpunten goed voor ogen moeten houden. Daarnaast is het van belang om concreet te maken hoe ze hij rol ziet van een docent. Bovendien is het nodig om de totale schoolvisie goed te omschrijven. Het startpunt kan in ieder geval niet zijn: wij willen geen homo’s.”
Heeft de commotie rond een Utrechtse school die van de CGB een islamitische docente niet mocht verplichten tot het geven van handen aan mannen een rol bij uw vertrek gespeeld?
„Nee, eerder het tegendeel. Ik ben gevraagd om hoogleraar te worden en zo’n baan is mij op het lijf geschreven. De commissie is ervoor opgericht om achterstelling van mensen tegen te gaan en zo ervoor te zorgen dat de meerderheid de minderheid niet wegdrukt. De commissie zal oordelen blijven afgeven waarbij er mensen zijn die hun wenkbrauwen fronsen. De CGB moet ingesleten meningen doorprikken. Dat roept emoties op.”
Schuivende standpunten
CGB-voorzitter Castermans constateert dat sommige principiële standpunten in de gereformeerde gezindte aan het schuiven zijn. Twee vragen bij zijn opvatting: Heeft hij gelijk? Zo ja, hoe moet de gereformeerde gezindte daar naar buiten toe mee omgaan? Drie reacties.
Goud in handen
Naam: Pieter Moens.
Functie: Beleidsmedewerker bij de reformatorische besturenorganisatie VGS.
Reactie: „Castermans suggereert met zijn uitspraak dat de standpunten in de gereformeerde gezindte aan het schuiven zijn: „Geef die mensen de tijd en ze komen er ook wel.” Dat is een verkeerde veronderstelling. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen cultuur- en tijdgebonden waarden en kernwaarden. Seksualiteit is in de gereformeerde gezindte bespreekbaarder geworden, maar de standpunten erover zijn niet veranderd en er is geen vrijere moraal ontstaan. Ten aanzien van homoseksualiteit zal dezelfde lijn worden gevolgd.
De Grondwet moet blijvend ruimte bieden voor Bijbelse standpunten. Gods Woord verandert niet, maar moet wel worden geplaatst in de tijd waarin we leven. Op grond hiervan maken we keuzes. Dat is wezenlijk iets anders dan een ingesleten mening, zoals Castermans stelt.
Reformatorische christenen moeten eerlijk en integer met hun medemens omgaan. Ze hebben een mooie én eerlijke boodschap -ze hebben goud in handen- maar dragen die boodschap te weinig uit.”
Hand in eigen boezem
Naam: Ds. W. Silfhout.
Functie: Predikant van de gereformeerde gemeente in Capelle aan den IJssel.
Reactie: „De constatering van Castermans is een trieste zaak. Dat sommige principiële standpunten in de gereformeerde gezindte aan het schuiven zijn, daarover mogen we best ongerust zijn en de hand in eigen boezem steken. Staan we nog op de grondslag van het Woord van God? Of is er onder ons sprake van een stille revolutie, zoals die zich in de vorige eeuw heeft voltrokken in de Gereformeerde Kerken?
Hoe moeten we ermee omgaan? Niet krampachtig vasthouden aan eenmaal ingenomen standpunten, maar onze principes steeds toetsen aan het Woord van God. Dat kan ertoe leiden dat onze gezindte zich vervreemdt van het christendom in het algemeen, maar dat is dan maar zo. Als we ons niet willen laten gezeggen door het Woord van God, heeft al ons spreken geen zin. Als mensen ons vragen namens welke christenen we spreken, dan moeten we misschien antwoorden dat het maar een klein deel van het christendom is. Het zit echter niet in het getal, maar in de gunst van Hem Die alle dingen bestuurt en regeert.”
Leren én beleven
Naam: Prof. dr. G. C. den Hertog.
Functie: Hoogleraar ethiek aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Apeldoorn.
Reactie: „CGB-voorzitter Castermans heeft in zoverre gelijk dat er in wat we de gereformeerde gezindte noemen het nodige is verschoven en nog steeds verschuift. De tijd van polarisatie -de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw- is voorbij. Toen stond men op de barricades voor de ”onveranderlijke normen” van de Bijbel, als waren die normen een ideologie die wij kunnen en moeten handhaven.
In het poldertijdperk werd respect voor de mening van de ander het parool. Naast de stille druk die daarvan uitgaat, heeft ook een modern autonomiedenken met bijbehorend individualisme geleidelijk aan ingang gevonden in de gereformeerde gezindte.
In de polarisatie van de jaren tachtig van de vorige eeuw kwam het eigene van Gods gebod, dat Hij daarin meegaat in het leven met alle vragen en een begaanbare weg wijst, onvoldoende tot zijn recht. Alleen waar we als gereformeerde christenen zelf leren én beleven dat Gods wet goed is, hebben we anderen iets te zeggen.”