Hoger loon moet leraar voor de klas houden
Na honderd uur onderhandelen heeft onderwijsminister Plasterk woensdag een akkoord met de vakbonden en de schoolbesturen gesloten over het dreigende tekort aan leraren. Vooral een hoger salaris moet docenten voor het onderwijs behouden.
Leraren gaan niet alleen meer verdienen, zij krijgen ook sneller meer loon. Daarnaast blijft de regeling in stand waarmee oudere leraren minder uren kunnen werken, gaat de werkdruk omlaag en krijgen docenten meer zeggenschap over hun eigen lessen.AOb-voorzitter Walter Dresscher noemt het „lerarenakkoord een stapje in de goede richting, maar geen definitieve oplossing van het tekort". Vicevoorzitter Michel Rog van collega-bond CNV Onderwijs en de VO-raad van middelbare scholen sluit zich daarbij aan. Hij spreekt van „een hoogst noodzakelijke stap".
De spil van het akkoord zijn de salarissen. Van de 1 miljard euro die in 2020 beschikbaar is om het aantal leraren op peil te houden, gaat 800 miljoen naar betere beloning. Opleiding, ervaring en het functioneren gaan meewegen bij de vaststelling van het salaris.
Het was de bedoeling het beschikbare geld op te laten lopen tot 1,1 miljard in 2020. Dat bedrag valt 100 miljoen lager uit door het behoud van de seniorenregeling. Plasterk slikt deze eis van de bonden omdat „de angel" uit de regeling is gehaald. Leraren kunnen er straks ook voor kiezen geen gebruik van het arrangement te maken.
Tot het einde van deze kabinetsperiode in 2011 stelt Plasterk jaarlijks 700 miljoen beschikbaar in het akkoord. Bijna 500 miljoen daarvan gaat naar hogere salarissen. Leraren op middelbare scholen die al in de hoogste schaal zitten, gaan er per jaar 1000 euro op vooruit.
Voor de meeste leraren op de basisscholen die in dezelfde positie zitten, is dat 850 euro. Op dit moment geldt dat voor 40 procent van alle docenten op basisscholen. Verder ontvangen leraren en ondersteunend personeel op scholen op 5 oktober, de dag van de leraar, een eenmalige bonus van 200 euro.
Volgens Plasterk is het doel van de investering op elk moment voldoende gekwalificeerde leraren voor de klas te hebben. Of dat gaat lukken, hangt onder andere af van de economie. De geschiedenis leert dat veel docenten bij een goede conjunctuur de overstap naar het bedrijfsleven maken, omdat bedrijven dan hogere salarissen gaan bieden.
Naast de honderden miljoenen voor de lonen, stelt Plasterk in 2011 bijna 60 miljoen beschikbaar voor een fonds waarmee docenten zich kunnen bijscholen. Hetzelfde bedrag moet de positie van leraren binnen school versterken.
De rest van de investering wordt onder andere gebruikt om de werkdruk te verminderen, bijvoorbeeld door meer conciërges aan te stellen. Vanaf volgend schooljaar krijgen basisscholen er 1550 conciërges bij. Zij worden vooral aangenomen op scholen in de vier grote steden en in de veertig probleemwijken.
De Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) vindt het aantal van 1550 extra conciërges niet genoeg. De vereniging eist zo’n kracht op elke basisschool. De AVS is wel tevreden dat ook schoolleiders meer loon krijgen.
Voor leraren op de hogescholen verandert er nauwelijks iets. Reden voor voorzitter Doekle Terpstra van de HBO–raad om van een „teleurstellend akkoord" te spreken. Volgens hem krijgt de sector er tegen 2020 een luttele 26 miljoen euro bij.
De Tweede Kamer reageert wel verheugd op het akkoord. Daarin is ook vastgelegd dat er een Stichting van het Onderwijs wordt opgericht, waarin leraren en schoolbesturen met elkaar overleggen over het onderwijs.