Toevloed Roemeense prostituees moeilijk te keren
Onder de 210 Oost-Europeanen die de Amsterdamse politie onlangs bij acties tegen illegalen arresteerde, bevonden zich tientallen van diefstal en illegale prostitutie beschuldigde Roemenen.
Roemenië, dat binnen enkele jaren lid hoopt te worden van de Europese Unie, stuurt afgevaardigden naar Nederland om de problemen terug te helpen dringen. De slechte sociaal-economische positie waarin het land verkeert en de toenemende tweedeling maken dat eenvoudige oplossingen binnen afzienbare tijd niet voorhanden zijn.
De actie van de Amsterdamse politie tegen de vrouwen toont nog eens aan dat sinds het opheffen van de visumplicht voor Roemenen en andere Oost-Europeanen per 1 januari van dit jaar naar de Schengen-landen, een groeiend aantal van hen in Nederland in de prostitutie een illegale boterham verdient. Prostitutie is in ons land wettelijk toegestaan, maar de vrouwen dienen wel een werkvergunning te bezitten.
Om zo’n vergunning te kunnen krijgen, moeten ze via internet of met behulp van kennissen die al in Nederland zijn contact opnemen met een bordeelhouder, die de nodige formaliteiten verricht. Er is weinig fantasie voor nodig om zich te realiseren dat de kans voor de veelal sociaal zwakke vrouwen -zelfs bij een legale gang naar deze tak van de arbeidsmarkt- groot is om in de fuiken van mensenhandelaren terecht te komen.
Zonder al te grote verwachtingen over resultaten zou het voor Nederland en een deel van de Roemeense prostituees nuttig kunnen zijn om, evenals bijvoorbeeld Luxemburg en Duitsland al hebben gedaan, een overeenkomst voor de uitwisseling van arbeidskrachten met Boekarest te sluiten.
Van haar kant heeft de Roemeense regering bepaald dat het paspoort van Roemenen die worden uitgewezen omdat ze in het buitenland illegaal werken, wordt ingehouden voor een periode tussen zes maanden en drie jaar.
Een bevredigende oplossing van de problemen moet voorlopig echter als illusoir worden beschouwd, daarvoor zijn de welvaartsverschillen tussen Roemenië en West-Europa veel te groot. Weliswaar is de economische groei in Roemenië gedurende de eerste helft van dit jaar in vergelijking met dezelfde periode in 2001 met 3,1 procent gestegen en nam de inflatie af tot 21 procent.
De armoede blijft echter enorm. Van de bijna 22 miljoen Roemenen leefden er vorig jaar bijna 8 miljoen in behoeftige omstandigheden, terwijl dat in 1996 nog maar 19 procent was. Het gemiddelde nettomaandsalaris bedroeg in juni volgens het Nationaal Bureau voor de Statistiek 115 euro. Natuurlijk krijgt niet iedereen het gemiddelde maandsalaris, want veel werkenden ontvangen het minimumloon van 66 euro, terwijl werklozen (circa 12 procent beroepsbevolking) en gepensioneerden met minder genoegen moeten nemen.
Tegenover deze massa staat de kleine groep via privatisering en corruptie rijk geworden geldmagnaten. Door de extreem scheve inkomensverdeling dreigt de Roemeense samenleving steeds meer een klassenmaatschappij te worden. De onlangs geopende ”superwinkel” voor de behoeftigen in Boekarest en de inwijding van het warenhuis ”Prismatown” voor de nieuwe rijken aan de snelweg Boekarest-Ploiesti zijn wat dat betreft een teken aan de wand.
Het is duidelijk dat wanneer de welvaartsverschillen tussen Roemenië en West-Europa blijven bestaan en de interne instabiliteit voortduurt, de migratieproblemen alleen maar zullen toenemen in geval van overhaaste aansluiting bij de Europese Unie. Zelfs een terughoudend beleid bij het verlenen van werkvergunningen zou in dat geval niet kunnen voorkomen dat nog meer Roemenen, inclusief prostituees, hun heil in het Westen zouden zoeken, evenals de 400.000 landgenoten die hen sinds 1990 zijn voorgegaan.