„Respect voorkomt tweede Westerbork”
Als jongeren van oud-kampbewoners leren dat je elkaar moet respecteren, zal veel ellende worden geweerd. Directeur D. Mulder van het jubilerende Herinneringscentrum Kamp Westerbork is er helder over. „Ontmoetingen tussen verschillende mensen kunnen een tweede Westerbork voorkomen.”
Het is morgen 25 jaar geleden dat koningin Beatrix het herinneringscentrum opende. Voor de Tweede Wereldoorlog zaten in het kamp veel Joodse vluchtelingen uit Duitsland. In de oorlog diende het als doorvoerkamp naar onder andere Auschwitz. Ongeveer 102.000 mensen werden van hieruit op transport gesteld, om nooit meer terug te keren. Het waren voornamelijk Joden. Maar ook zigeuners gingen vanuit Westerbork in goederenwagons naar de vernietigingskampen.Mulder is intussen 22 jaar verbonden aan het herinneringscentrum. Hij was eerst coördinator van de werkzaamheden in het museum. Maar toen de bezoekersaantallen toenamen, werd het noodzakelijk een directeur aan te stellen, een functie die Mulder werd toegewezen. „In de beginperiode was de gedachte dat er 10.000 tot 12.000 mensen per jaar zouden komen. Met het verstrijken van de jaren zou de belangstelling voor de oorlog wel afnemen.” Maar niets was minder waar. Kwamen er in het eerste jaar zo’n 40.000 bezoekers, inmiddels gaan er jaarlijks 120.000 langs de kassa.
Ruim 20 procent van de bezoekers zijn scholieren die met hun klas komen. „Vooral de groepen 7 en 8 van de basisschool tonen veel belangstelling.” Maar ook veel oud-bewoners van het kamp die de oorlog overleefden, keren terug naar Westerbork. Sommigen komen hier regelmatig. Zij nemen ook wel oud-bewoners mee die hier voor het eerst terugkeren. Voor deze mensen is het extra moeilijk. Voor hen is er een grote emotionele barrière om te komen.”
Mulder ziet ook veel mensen die tijdens de oorlog kind waren. „Zij konden nooit hun verhaal kwijt. Hun ouders meenden dat zij niets te vertellen hadden. Maar ze blijken toch erg geraakt te zijn door de oorlog.” Het herinneringscentrum probeert ouderen en jongeren met elkaar in contact te brengen. „Wij stimuleren het dat ouderen op scholen hun verhaal vertellen. Dat brengt de geschiedenis tot leven.”
Een belangrijke doelstelling voor Mulder is vooroordelen weg te nemen. „Veel islamitische jongeren zijn antisemitisch. Het is voor hen een bijzondere ervaring als ze dan op school in gesprek komen met een Joodse oud-kampbewoner. Ze zien dan dat een Jood iets anders is dan de staat Israël, net zoals je niet elke moslim verantwoordelijk kunt houden voor de daden van Osama bin Laden. Het wordt natuurlijk anders als een moslim het eens is met terreur. Daar kun je hem dan wel op aanspreken.”
De komende jaren zal het wegnemen van vooroordelen een belangrijk thema blijven. Maar ook moet de geschiedenis levend worden gehouden. Later dit jaar neemt het herinneringscentrum de beslissing op welke manier dat wordt aangepakt. „Misschien gaan we een gevangenenbarak herplaatsen. En we willen duidelijk laten zien op welk punt je buiten het kamp was en waar je er binnen was. Als mensen eenmaal in het kamp waren, konden ze er normaal gesproken niet meer uit. Dat willen we zichtbaar maken.”
Enkele maanden geleden zei Mulder over de Anne Frankboom in Amsterdam dat deze zonder problemen kan worden gekapt. „We moeten accepteren dat alles wat leeft, eenmaal sterft”, zo was toen het argument. Maar geldt dat ook voor de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog? Mulder: „Naarmate de tijd verstrijkt, wordt het totale verleden steeds groter. Je onthoudt over een bepaalde periode steeds minder. Maar het gaat er om wat je aan je kinderen doorgeeft.” Een rechtsstaat met een vrije pers en zonder onderdrukking van mensen met een andere mening is volgens hem van wezenlijk belang om in de toekomst uitwassen te voorkomen. „Dat zo’n rechtsstaat van belang is, leer je uit de geschiedenis. De herinnering aan de Tweede Wereldoorlog zal dus altijd blijven.”