Religieus erfgoed is meer dan metselwerk
Het Jaar van het Religieus Erfgoed levert een stroom aan boeken op over kerken, kloosters en over het behoud van met sloop bedreigde gebouwen. Groningen bijt het spits af, met een boek over de oudste kerken in de provincie.
De auteurs, Harm en Wim Plas, bezochten de afgelopen vijftien jaar een groot aantal Groninger kerken. Ze bestudeerden de geschiedenis en namen foto’s. Over hun bevindingen schreven ze het onlangs verschenen boek ”Religieus erfgoed in Groningen - Oude kerken in de Ommelanden” (uitg. Profiel, Bedum).In het boek staan 134 kerken beschreven, die allemaal minstens honderd jaar oud zijn. De schrijvers geven eerst een korte impressie van een (zondags) bezoek aan de kerk. Dan volgt een beschrijving van het dorp en een bespreking van exterieur en interieur van de kerk. Elk hoofdstuk eindigt met de rubriek ”kerkgangers toen”, met wetenswaardigheden rond vroegere kerkleden.
Midwolda
In Midwolda bijvoorbeeld bezochten Harm en Wim Plas op 14 oktober 2001 de plaatselijke hervormde kerk. „Midwolda telt ongeveer 2400 inwoners”, noteren ze, „en daarvan spoedden zich deze morgen 220 hervormden en gereformeerden naar de ruime dorpskerk uit 1738, waar ds. Slaar, de jonge predikant van het dorp, voorging.”
De kerk is een bijzonder brede, rechthoekige zaalkerk, met twee zadeldaken. Op de hoeken staan vier kleine torenspitsjes. In de kerk is een blauw geschilderd tonggewelf. Het Hinszorgel, een van de grootste van Noord-Nederland, is van 1772.
Een bekende „kerkganger toen” was ds. Wilhelmus Schortinghuis. De piëtistische predikant werd bekend door zijn boek ”Het innig christendom”. Daarin beschrijft hij ”vijf nieten”: Ik wil niet, ik kan niet, ik weet niet, ik heb niet en ik deug niet.
In 1750 vond ds. Schortinghuis in de kerk zijn laatste rustplaats. Zijn 22-jarige zoon was hem al voorgegaan, zo leren de opschriften van de grafzerken. Buiten, op het kerkhof, is het graf van een 21-jarige Engelse piloot: Peter McNulty. Zijn vliegtuig werd tijdens een nachtvlucht in 1943 beschoten. Hij stortte bij Midwolda neer.
Kennedy
Prof. dr. James Kennedy, hoogleraar Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, schreef het voorwoord van het boek. Wat heeft de van oorsprong Amerikaanse hoogleraar met Groningse kerken? De variatie en de monumentale schoonheid van het religieus erfgoed in deze provincie spreekt hem aan, zo blijkt. „Zelf heb ik van tijd tot tijd mogen genieten van de pracht van deze oude gebouwen; zo mocht ik eenmaal een lezing in de oude kerk te Middelbert geven en organiseerde ik een orgelconcert voor Amerikaanse toeristen in de kerk te Midwolde.”
Positief is Kennedy ook over de publieke betrokkenheid bij het voortbestaan van oude kerken. „Maar het doet wel de vraag rijzen waar velen nu mee worstelen: Hoe oud en eerbiedwaardig moet een kerk zijn voordat het beschermd moet worden - of kan worden opgenomen in een boek als dit?”
Maar er is, aldus Kennedy, nog een andere strijd te voeren dan die van het behoud van kerkgebouwen: De strijd voor de toekomst van geloofsgemeenschappen. De erediensten die in het boek staan beschreven, zijn volgens de Amsterdamse hoogleraar „tamelijk eenduidig”: een stichtend woord, een vriendelijk onthaal, en een kleine en sterk vergrijsde gemeenschap. Een gunstige uitzondering vormt de „behoudende gemeente” in Vlagtwedde.
Bij het redden van het religieus erfgoed in Groningen staat dus meer op het spel dan alleen het herstel van stenen en metselwerk, concludeert Kennedy.
Kloosters
Wat ook uit het Nederlandse landschap dreigt te verdwijnen, zijn kloosters. Van de 700 kloostergebouwen hebben er nog ongeveer 150 een religieuze functie. Door de sterke afneming van het aantal paters, broeders en zusters zijn er daarvan naar verwachting over tien jaar nog ongeveer twintig tot dertig over.
De Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR), het samenwerkingverband van ordes en congregaties, heeft inmiddels de noodklok geluid over het toenemend aantal kloosters dat de deuren moet sluiten. De KNR wil dat de gebruikers zo lang mogelijk invloed op de herbestemming van het religieuze erfgoed blijven houden. Hoewel het vaak om bijzondere gebouwen gaat, wordt soms erg snel voor sloop gekozen.
Deze week verscheen het boek ”Kloosters als religieus erfgoed. Bouwstenen voor een te voeren beleid” (uitg. Matrijs, Utrecht). Het boek en een stappenplan moeten de ordes en congregaties helpen hun gedachten te ordenen. De auteur, J. A. Hendrikx, toont aan hoe moeilijk de idealen van de kloosterlingen soms zijn te verenigen met de haalbaarheid van de herbestemming van de gebouwen.
Hendrikx vindt het logisch om zo veel mogelijk aan te sluiten bij de traditionele functies die een klooster heeft gehad. Daardoor ligt een bestemming als feestzalencomplex, casino of winkelcentrum niet voor de hand.
Als een orde of congregatie het leeg komende gebouw een religieuze functie wil geven, kan zij denken aan overdracht aan een andere orde of aan een niet-rooms-katholieke maar wel christelijke instelling. Bij een niet-religieuze functie die zo veel mogelijk bij de traditionele functies van een klooster aansluit, kan een orde of congregatie denken aan een museum, bibliotheek, concertzaal of schouwburg.
Soms wordt besloten het kloostercomplex te slopen. Volgens Hendrikx wordt zo’n beslissing in veel gevallen genomen zonder zorgvuldige afweging van culturele, functionele en economische belangen. Het is doorgaans de gemakkelijkste weg, zeker als de locatie voor bijvoorbeeld een projectontwikkelaar goede perspectieven biedt.