Wilders zakt door het ijs
DEN HAAG – Even leek het erop dat het een echt debat zou worden. Even maar. Want aan het eind van de dag ging het weer zoals het altijd gaat in debatten met Wilders: zijpaden inslaan, jij bakken uitdelen en rookgordijnen optrekken.
Zou het lukken, een inhoudelijk Kamerdebat over de beruchte film ”Fitna”? Het leek er dinsdagmiddag, aanvankelijk, wel op.
Niet dat de inzet van de fractievoorzitters zo constructief was. Die hakten er ongenadig op los. Dat er iets van een gedachtewisseling ontstond, had meer te maken met de houding van Wilders. Die leek warempel iets toegankelijker dan voorheen. Vooral daardoor begon het na verloop van tijd zowaar op een echt debat te lijken. Over de gevaren van de islam, over de methoden om extremisme te bestrijden.Niet dat de andere fracties iets snapten van Wilders’ redenering dat de Nederlandse islam, die zich de achterliggende week als gematigd ontpopte, dwingender en heersender zal worden naarmate het aantal moslims groeit. Maar zij luisterden tenminste. En Wilders legde uit.
Zoals hij ook uitlegde dat hij zich nooit tegen mensen had gekeerd, maar altijd tegen hun ideologie. „Ik sprak over de tsunami van islamisering. Niet over een tsunami van moslims.”
Het begin van toenadering tussen de PVV en de rest van de fracties werd ’s avonds echter abrupt afgebroken, toen het politieke theater –door toedoen van Wilders zelf– een verrassende wending nam. De pijl die hij ’s middags, al in de eerste minuten van het debat, had afgeschoten („Meneer Van Geel, vindt u ook niet dat de minister president niet zo paniekerig had moeten reageren op een film die hij nog niet eens kende?”), richtte hij ’s avond met nog meer kracht op de premier. Balkenende moest terstond, en public, excuses aanbieden voor zijn overbodige angstzaaierij, zo eiste de PVV voorman.
Dat was het scharnierpunt in het debat. Het bracht de getergde justitieminister Hirsch Ballin ertoe te zinspelen op gespreksverslagen waaruit zou blijken dat de regering wel degelijk enige voorkennis had van de mogelijke inhoud van de film.
Voorkennis via Wilders zelf verkregen. Voorkennis die het uitroepen van een ”groot alarm” beslist rechtvaardigde.
Natuurlijk wilde de Kamer inzicht in die documenten. Wilders voelde zich verplicht toestemming te geven tot openbaarmaking. „Prima”, vond hij het. Daarin kon immers nooit, nooit staan dat hij gesproken had over de inhoud van de film. Want dat had hij niet.
Het stond er wel. Wilders was voornemens geweest niet alleen pagina’s uit de Koran te scheuren, maar die ook voor het oog van de camera in de open haard te verbranden, zo bleek uit aantekeningen die Hirsch Ballin had gemaakt van een gesprek met de PVV leider in november vorig jaar. Nu leek Wilders’ afgang compleet. Het had er verdacht veel van weg dat hij zijn film niet alleen had aangepast –wat hij onlangs ontkende–, maar dat hij bovendien het ”groot alarm” van het kabinet aan zijn eigen uitlatingen had te danken.
De in het nauw gedreven Wilders pareerde de tegenaanval met een vlucht naar voren. Hij werd „belazerd” waar hij bij stond, met behulp van „leugens op een vodje papier.” De jij bakken, superlatieven en scherpe aantijgingen aan het adres van anderen rolden weer als vanouds door de vergaderzaal van de Tweede Kamer. De rest van de wereld had het gedaan. Hij niet. Alle anderen waren gek. Hij niet. En in serieus debatteren had hij al helemaal geen zin meer. „U bekíjkt het allemaal maar.”
En zo was het weer business as usual. Met dit verschil: Wilders, die bezig was onder zijn collega’s weer iets aan respect terug te winnen, is nu beslissend door het ijs gezakt. Als hij niet heel snel met sterke tegenbewijzen komt, was dit de dag van zijn definitieve deconfiture.
Dat wil zeggen: aan het Binnenhof. Wellicht oordeelt de kiezer heel anders over zijn escapades.