Zarkasih en Abu Dujana, die worden beschouwd als respectievelijk de algemeen leider en militaire leider van de Zuidoost-Aziatische terreurbeweging, werden vorig jaar opgepakt en staan los van elkaar terecht.Zowel Zarkasih als Dujana is aangeklaagd wegens het opslaan van wapens en explosieven ten behoeve van terreuraanslagen in het oosten van Indonesië. Leden van Jemaah Islamiyah hebben daar aanslagen gepleegd op christenen en onderdak geboden aan voortvluchtige terreurverdachten. Zo zou Dujana onderdak hebben geboden aan Noordin Top, een Maleisiër die wordt gezocht voor een reeks bomaanslagen, waaronder de aanslagen op Bali van 2002, waarbij 202 doden vielen.

„Geen probleem”, zei Zarkasih in reactie op de eis van de officier van justitie. Dujana schudde het hoofd en zei slachtoffer te zijn van „tirannie.” In beide zaken wordt de komende weken uitspraak verwacht.

Het terreurnetwerk Jemaah Islamiyah werd eind jaren ’90 gevormd door Indonesiërs die in Afghanistan hadden gevochten of er een militaire training hadden gevolgd. Begin 2000 had de groep tientallen leden in verschillende Zuidoost-Aziatische landen, maar de afgelopen jaren is zij door arrestaties en veroordelingen in het defensief gedrongen. Minstens vier verdachten zijn voor hun rol bij de bomaanslagen ter dood veroordeeld. Lidmaatschap van Jemaah Islamiyah is door Indonesië overigens nooit strafbaar gesteld.