Nobelprijs economie voor Amerikanen
De Koninklijke Zweedse Academie van Wetenschappen heeft de Nobelprijs voor economie toegekend aan de Amerikanen Daniel Kahneman en Vernon Smith. Zij krijgen de prijs voor hun onderzoeken die de economische theorie toetsen aan psychologische experimenten.
De 68-jarige Daniel Kahneman is zowel Amerikaans als Israëlisch staatsburger. Hij werkt aan de Princeton-universiteit in New Jersey. Zijn experimenten zijn er vooral op gericht aan te tonen dat economische theorieën vaak niet kloppen met het werkelijke gedrag van individuen. „Er valt een schaduw over de vreugde die ik vandaag voel”, aldus Kahneman nadat hij woensdag hoorde dat hij de Nobelprijs deelde met Smith. Hij doelde daarmee op het overlijden in 1996 van zijn medewerker Amos Tversky, met wie hij jarenlang zijn experimenten uitvoerde. Kahneman is zowel wiskundige als psycholoog.
Kahneman en Tversky waren er vooral opuit aan te tonen dat consumenten zich vaak anders gedragen dan de economische leerboeken voorspellen. Een bekend experiment van Kahneman betreft de mogelijkheid om een rekenmachientje te kopen van 10 dollar in plaats van 15 dollar. Zijn proefpersonen waren bereid voor de goedkopere calculator een extra trip te maken van 20 minuten. Als zij dezelfde 5 dollar konden besparen op de aankoop van een jekker van 120 dollar in plaats van 125 dollar vonden zij de omweg echter niet de moeite waard.
Vernon Smith (75) is econoom en jurist. Hij ontwikkelde laboratoriumexperimenten voor het toetsen van economische analyses. Zijn modellen zijn bruikbaar voor een breed terrein, van bijvoorbeeld het dereguleren van elektriciteitsmarkten tot het koopgedrag van individuen. Smith, die doceert aan de George Mason-universiteit in Virginia, is vooral uit op de vraag naar het waarom bij het functioneren of niet functioneren van economische theorieën.
Volgens de academie hebben zijn bijdragen een beslissende invloed gehad op de erkenning van economische experimenten als essentieel werktuig bij analyses van de economie. Spelregels voor nieuwe markten kunnen dankzij zijn werk „als het ware in een windtunnel” worden beproefd.
Beide winnaars delen een bedrag van 10 miljoen Zweedse kroon (1,1 miljoen euro). In tegenstelling tot de andere Nobelprijzen, die sinds 1901 bestaan, werd de Nobelprijs voor economie pas in 1969 ingesteld, op initiatief van de Zweedse centrale bank. Voor economie zijn er nu in totaal 52 winnaars, van wie het merendeel Amerikanen.