Muziek

Napreken op de orgelbank

Hij zet met evenveel plezier ”84” van Zwart op de lessenaar als de sonates van Guilmant. „Waarom zou dat niet samen kunnen gaan?” reageert Peter Eilander. „Ik hou niet van hokjes.” De Apeldoornse organist speelde veertig jaar geleden zijn eerste kerkdienst, in de Tabernakel in Vaassen. „Ik kan me er weinig van herinneren, maar mijn spel zal niet veel bijzonders geweest zijn.” Met een knipoog: „Ook toen was er kennelijk al een organistentekort.”

Evert van Dijkhuizen
17 March 2008 16:54Gewijzigd op 14 November 2020 05:38
Peter Eilander aan het orgel van de Saint Sulpice in Parijs. „Als ik de vijfde sonate van Guilmant heb gespeeld, met het machtige ”Choral et Fugue” aan het slot, dan past daar naar mijn gevoel niets meer achter. Geen 146 van Jan Zwart, maar ook geen 68 va
Peter Eilander aan het orgel van de Saint Sulpice in Parijs. „Als ik de vijfde sonate van Guilmant heb gespeeld, met het machtige ”Choral et Fugue” aan het slot, dan past daar naar mijn gevoel niets meer achter. Geen 146 van Jan Zwart, maar ook geen 68 va

Eilander (1957) onderbreekt het jubileuminterview met een demo van ’zijn’ orgel: het Steendamopus in de Apeldoornse Eben-Haëzerkerk. Improviserend over Psalm 134 gaat het van de fluiten via de cornet naar het volle werk en weer terug, om te eindigen met een strijker die versmoort in de zwelkast. Een echt gemeentezangorgel. De kerk werkt optimaal mee. „In de lege ruimte zes seconden nagalm.”Terugkijkend op zijn veertigjarig kerkorganistschap, noemt Eilander de bouw van de Eben-Haëzerkerk en van het Steendamorgel als hoogtepunt. „Als lid van de bouwcommissie en voorzitter van de orgelcommissie heb ik het proces van begin tot eind meegemaakt. Heel leerzaam. Ik profiteer nog steeds van die ervaring bij mijn werk als orgeladviseur in andere gemeenten.”

Eilander, die op Tweede Paasdag aandacht aan zijn jubileum besteedt in de Rotterdamse Laurenskerk, is tevreden met zijn muzikale domein in Apeldoorn. „Ik heb hier een prachtig tweeklaviersinstrument met een uitgebreide dispositie en een zwelkast. Overdag kan ik gemakkelijk in de kerk terecht omdat er weinig te doen is. Bovendien is de temperatuur er altijd aangenaam. Dat is in grote stadskerken wel anders. Mijn collega’s daar moeten wegens verhuur van het gebouw nogal eens wijken, en als ze wel terechtkunnen om te studeren of les te geven, is het er soms bitter koud.”

Onvergetelijk
Eilander ontving zijn orgelopleiding bij onder anderen Piet Zwart, Willem Hendrik Zwart en aan het Zwolse conservatorium bij Dorthy de Rooij. Onvergetelijke herinneringen bewaart hij aan de wandelconcerten op zaterdagmiddag in de Bovenkerk. „Je mocht dan bij de speeltafel kijken. Als Willem Hendrik mij zag, was het vaak: „’k Heb zin in koffie, wil jij het even overnemen?” Dat werkte enthousiasmerend. Net als zijn theorieklas op zaterdagochtend. Zwart was een wandelende muziekencyclopedie. Hij nam ons ook mee op excursie, bijvoorbeeld naar orgels in Brabant.”

Op zijn beurt probeert Eilander nu jonge organisten enthousiast te maken. „Het orgel hier staat altijd open voor gasten. Als ze bellen: Mag ik spelen?, dan kan dat. Het instrument is met gemeenschapsgeld gebouwd, dan moet je de deur niet dicht houden. Angst voor vernielingen? Ach, wat kun je aan een orgel kapotmaken? Natuurlijk, als je aan een registerknop gaat hangen, dan breekt-ie af, maar zoiets heb ik nog nooit meegemaakt.”

Die soepele houding mist Eilander soms elders. „Plaatselijke organisten zitten boven op hun instrument, voelen zich verheven boven het gewone volk en laten alleen collega’s toe die in hun eigen muzikale straatje passen. Die mentaliteit is typerend voor de orgelwereld. In de pianowereld kom je die afgunst niet tegen. Dat hoorde ik destijds al van mijn vriend, de pianist Herman Riphagen, en nu ook weer van mijn zoon Jaap, die piano studeert.”

Octaveren
Eilander, die zaterdag weer aan de jaarlijkse Psalmzangdag meewerkte, is volbloed romanticus op de orgelbank. „Massale samenzang moet je breed begeleiden. Dat heeft de oude Jan Zwart al in praktijk gebracht. Hij kreeg in de Kloveniersburgwal in Amsterdam 3200 kerkgangers aan het zingen, zonder een greintje akoestiek. Dan móét je de melodie wel in octaven spelen.”

Wat zijn volgens Eilander belangrijke eigenschappen van een kerkorganist? „Vakmanschap, invoelingsvermogen, enthousiasme, maar ook soberheid. Je moet de dienst niet nodeloos ophouden. Als je een voorspel in vier maten kunt spelen, maak er dan geen acht van. Een voorspel is niet meer, maar ook niet minder dan een pennenstreek. Doe alleen een tussen- of naspel als je iets hebt toe te voegen. Als organist heb je genoeg momenten om breder uit te pakken: voor de dienst, tijdens de collecte en na de dienst.

Mijn voorspelen zijn het meest in fantasievorm, canonisch of met voorimitatie. Symfonisch improviseren doe ik graag. Dat heb ik van Jan Bonefaas geleerd. Een trio als voorspel heeft niet direct mijn voorkeur. Ik speel ook regelmatig bladmuziek: van Zwart, Asma, maar ook de nieuwste bundel van Jaap Nieuwenhuijse. Erg mooi. In de passietijd mag ik graag ”O Mensch, bewein dein Sünde gross” van Bach spelen. Het gaat om het samenspel tussen gemeente, predikant en organist. Dat moet mooi en goed zijn. In welke stijl je speelt, vind ik minder belangrijk. Soms mag je als organist nog even napreken. Dat zijn hoogtepunten.”

Vakkennis
Hoewel de meeste kerkdiensten worden gespeeld door amateurs, vindt Eilander de aanwezigheid van beroepsorganisten van groot belang. „Vakorganisten kunnen plaatselijk als stimulator dienen door jonge mensen warm te maken voor het kerkorganistschap. Kerkbesturen moeten het vakmanschap van hun organist wel benutten. Onze kerkenraad besloot op een gegeven moment ritmisch te gaan zingen. Dan zeg ik: Prima, maar hoe gaan we dat aanpakken? Welke rol kunnen de organisten daarbij spelen? En als er op kerkelijke feestdagen voor de dienst gezangen worden gezongen, dan wil ik als organist graag betrokken worden bij de keuze van de liederen en de begeleidingsinstrumenten. Maak gebruik van de vakkennis die voorhanden is. Dat doe je toch ook als er een luchtverversingssysteem in de kerk moet komen?”

Goede voorbeelden ziet Eilander ook. „Ik heb leerlingen die de helft van hun lesgeld mogen declareren bij de kerkenraad of een vergoeding voor de aanschaf van muziek krijgen. Dat stimuleert. Maar het gaat natuurlijk niet alleen om het geld. Het is minstens zo belangrijk dat kerkenraden hun organisten niet beschouwen als loslopend wild waar je vrij op mag schieten. Dat gebeurt helaas maar al te vaak.”

Musiceerdrift
Als concertorganist geeft Eilander dit jaar zo’n veertig recitals, veelal op monumentale orgels. „Ik heb besloten niet meer twee avonden achter elkaar te spelen. Het kost mij veel energie en ik ben na ieder concert helemaal leeg.” Op zijn programma’s staan koraalbewerkingen, maar ook de grote, klassieke orgelwerken. „Ik vind het allemaal mooi. Al moet ik wel zeggen: Als ik de vijfde sonate van Guilmant heb gespeeld, met het machtige ”Choral et Fugue” aan het slot, dan past daar naar mijn gevoel niets meer achter. Geen 146 van Jan Zwart, maar ook geen 68 van Eilander.”

Die brede muzikale belangstelling betekent voor Eilander dat hij van het spel van zowel Feike Asma als Ton Koopman kan genieten. „Bij beiden word ik geboeid door de enorme musiceerdrift. Als je achter de klavieren zit, moet je niet redeneren of wetenschap bedrijven, maar muziek maken. Er moet wat gebeuren! Dan kun je een groot Bachwerk met het volle werk spelen, maar ook met alleen de achtvoeten, als je het maar met overtuiging doet. Het gaat in de muziek om veelkleurigheid, net als in de schepping.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer