Opinie

Transport voedsel over grote afstand is vaak efficiënt

Voedsel is een belangrijk discussieonderwerp. Niet zozeer omdat er te weinig van zou zijn. Dat speelt hier niet, integendeel. Voedseldiscussies staan in het teken van balansdagen, de plussen en minnen van het volgen van een Sonja-advies en de zin en onzin van de zogenaamde functional foods.

14 March 2008 09:45Gewijzigd op 14 November 2020 05:38

Met dat laatste worden voedingsmiddelen bedoeld waar bijvoorbeeld gezondheidclaims aan zitten. Denk als voorbeeld aan de cholesterolverlagende margarine. Ook de effecten van voedselconsumptie op het klimaat en het milieu mogen zich in toenemende belangstelling verheugen. Ongetwijfeld heeft de film van Al Gore het thema op de agenda gezet.Een van de zaken die daarbij tellen, is de belasting van het milieu door het transporteren van voedsel. Want globalisering en handel mogen dan mooi zijn, het betekent wel veel transport, energieverbruik en CO2-productie.

Belijdenis
Paul Krugman, een bekende Amerikaanse handelseconoom, stelde eens dat als economen een geloofsbelijdenis zouden hebben, het eerste artikel zou luiden: „Ik geloof in vrije handel.” Als het over koffie gaat, dan is dat wel mooi. Want hoe zouden we aan ons bakje troost moeten komen als we geen koffie uit Zuid-Amerika naar Nederland konden laten komen? Maar in veel andere gevallen en voor veel voedselproducten is het minder nodig en lijkt het niet efficiënt met betrekking tot het milieu.

Neem nou kaas. De Europese Unie exporteert bijvoorbeeld een significante hoeveelheid kaas naar de Verenigde Staten. Dat is niet goedkoop. Maar de Amerikanen willen er veel voor betalen en dan kan het best uit. Vaak gaat het om speciale Italiaanse en Franse kazen. Dat transport is belastend en zou -op het eerste gezicht althans- ook best kunnen worden vermeden.

De oplossing is simpel. Niet steeds maar weer kaas transporteren; veel slimmer is het om slechts één keer de recepten voor het maken van Italiaanse en Franse kaas naar de VS te transporteren. Vervolgens kunnen zij daar zelf die kazen op basis van de Europees recepten maken.

De melk van de Amerikaanse koeien is goed. Technisch moet het dus gemakkelijk kunnen. Laat die Amerikanen ook nog wat royalty’s voor de recepten betalen en we zijn in economische termen net zo goed af, maar hoeven veel minder te transporteren. Het milieu wint dus. Er zijn, met andere woorden, veel minder voedselkilometers nodig om de Amerikanen hun speciale Europese kaasje te geven.

Streekeigen producten
Er is in voedselconsumptieland een beweging ontstaan (en groeiende) die ervoor pleit lokale producten te kopen. Daarbij bestaat voorkeur voor een korte en directe verbinding tussen de consument en de producent, ofwel de boer of tuinder. Het kan daarbij gaan om biologische producten, maar dat hoeft niet. Het kan net zo goed gaan om met moderne methoden geproduceerde, streekeigen producten.

Aan die producten is dan vaak wel een meerwaarde gekoppeld. Hetzij ambachtelijkheid, smaak, productiewijze of de inpassing van de productie in omgeving en landschap. Het beeld bestaat dat de aanschaf van lokale voedselproducten beter voor het milieu is dan de consumptie van producten die eerst wereldwijd heen en weer zijn gesleept. Precies zoals met het receptenverhaal wordt gesteld dat er met lokale producten veel minder transport of voedselkilometers gemoeid zijn.

Er lijkt geen steek tussen te krijgen: globalisering is slecht voor het milieu. Wat de voedselkilometers betreft, ligt het inderdaad voor de hand om te denken dat lokale productie (dat wil zeggen korte afstanden) gunstig scoort. Echter, in de praktijk kan dit lastiger liggen. De belangrijkste reden daarvoor is inefficiëntie in de distributieketen van de lokale producten. Duizenden kilo’s producten in één keer per schip vanuit verre landen vervoeren naar supermarkten waar de klanten in één keer zo ongeveer alle boodschappen voor een week doenis qua energie-efficiëntie efficiënt.

Gemeten in transportkosten per kilogram gekocht product is dat niet noodzakelijk slechter dan de situatie waarin de consumenten ieder met de auto bij de boer hun zakje peentjes, hun kropje sla en hun stukje vlees komen ophalen.

Fiets
Dat is wat een recent Brits onderzoek laat zien. Volgens dit onderzoek komt ongeveer de helft van de voedselkilometers voor rekening van de consument die met de auto naar de winkel rijdt om daar boodschappen te halen.

Het is dus vooral het consumentengedrag in het laatste traject van de voedselketen dat er in dit opzicht toe doet. Met de fiets de boodschappen in de supermarkt gaan halen kon daarom in termen van energie-efficiëntie wel eens veel beter scoren dan met de auto naar de boer gaan.

Het is dus niet gemakkelijk om in zwart-wittermen de opties te vergelijken. De nuances zijn lastig en de beeldvorming ten aanzien van de moderne landbouw- en voedselketen behoeft soms bijstelling.

Natuurlijk kunnen we de distributie van lokale producten beter optimaliseren via natuurvoedingswinkels. Nog mooier is het ze op te nemen in de schappen van de gewone super en zo ook hier maximaal voedselkilometers te besparen. Blijft staan dan de consument zelf aan zet. Wie aan gezondheid, eerlijkheid en klimaat wil denken en zo verantwoord wil eten, moet alleen wel erg veel weten!

De auteur is universitair docent aan Wageningen Universiteit.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer