Het mysterie van woord en toon
„Muziek roept op tot actief meedoen. Daardoor worden mensen betrokken bij de boodschap. Woord en toon gaan een verbintenis aan. Dat blijft een mysterie. De muziek onderstreept het woord. Je ervaart verwondering, er gebeurt iets.” Aldus kerkmusicus Dick Troost over de passiemuziek die hij componeert.
Dick Troost was in december vorig jaar veertig jaar kerkmusicus. De cantor-organist van de lutherse kerk in Ede is lutheraan in hart en nieren. Regelmatig grijpt hij terug naar woorden van de Luther.Inmiddels schreef hij drie composities over het lijdensverhaal. Niet dat hij speciaal iets heeft met passies. „Ze komen meer voort vanuit mijn kerkmuzikale hart en vanuit de beleving van de gezamenlijkheid van de geloofsgemeenschap. Daarin ben ik voortdurend op zoek naar vormen waarbij iedereen een rol heeft.”
Kerk en muziek zijn van oudsher twee onafscheidelijke partners, zegt Troost. „Waar de liturgie gevierd wordt, is ook muziek. Als je een van die twee loslaat, is er geen sprake meer van kerk-zijn. Muziek onttrekt zich aan alle vastigheden en stelligheden. De meeste mensen zijn daar te vinden waar ook muziek gemaakt wordt. Niet waar vergaderd wordt.”
De musicus wil met zijn muziek de dialoog aangaan, of hij nu een motet schrijft, of een ander koorwerk. „De structuur van de dialoog vind je bijvoorbeeld ook in de psalmen. Het is woord en antwoord. Daarom kan ik me helemaal kwijt in het toonzetten van het lijdensverhaal. Niet alleen de cantorij is daarbij betrokken, maar de hele gemeente.”
Creatieve proces
In 2002 schreef Troost de Johannes-Passie. Hij hecht aan het schrijfwerk. „Dat hoort bij het creatieve proces. De handelingen die je verricht, vertrouw je toe aan het papier. Die moet je nergens door laten vervangen, behalve dat je dat handschrift laat drukken.”
Voor de Johannes-Passie gebruikte hij de Bijbelvertaling van de Oud Katholieke Kerk. Alleen voor het dertigste vers van Johannes 18 koos hij de Willibrordvertaling. Waar het volk in de Statenvertaling Jezus een ”kwaaddoener” noemt, en de oud katholieke vertaling Hem als ”boosdoener” bestempelt, spreekt de Willibrordvertaling van „misdadiger.” „Dat woord heeft een grotere muzikale, dramatische werking”, aldus Troost.
De Edese musicus voerde tijdens zijn loopbaan verschillende passies van andere componisten uit, waaronder die van Willem Vogel en die van Wim Ruessink. Van de laatste nam hij het idee over om pauken in te zetten in de Johannes-Passie. „Paukenslagen geven een dramatische lading. Het donkere timbre van een pauk roept op tot concentratie. Hetzelfde geldt voor de altviool. Het timbre van dat instrument zet aan tot meditatie.”
Na het uitvoeren van de verschillende passies van anderen had Troost een innerlijke drang om zelf aan de slag te gaan. „Ik zou zelf geen passie geschreven kunnen hebben op mijn twintigste. Je hebt daarvoor een stukje levenswijsheid nodig. Het lijdensverhaal gaat immers over leven en dood. Als je jong bent, sta je daar nog ver vanaf.”
Kleur en gestalte
Gebruikte hij in zijn Johannes-Passie nog solisten voor de verschillende solopartijen, in de Markus-Passie uit 2006 werkte hij alles uit voor koor. De recitatieven worden eenstemmig door het koor gezongen, ondersteund door een kistorgel. De wisselende bezettingen van vrouwen en mannen geven kleur en gestalte aan die verschillende solopartijen. „Een zingende groep heeft een andere uitwerking dan een solist”, zegt Troost.
Net als in de Johannes-Passie zijn ook in de Markus-Passie de woorden van de evangelist weergegeven als spreekstem. De uitroepen van het volk zijn meerstemmig getoonzet voor a-capellakoor. De liederen die door de gemeente worden meegezongen, stammen uit het Liedboek voor de Kerken, uit de eerste twee bundels ”Zingend geloven” en uit ”Het lied op onze lippen”. „Iedereen is dus betrokken bij het uitvoeren van de passiemuziek. De hele gemeente volgt het lijdensverhaal op de voet en reageert op bepaalde momenten. Het klinkt dus niet als een concert, dat als een loodzware last mensen kan verlammen.” De Bijbeltekst van de Markus-Passie is ontleend aan de Nieuwe Bijbelvertaling uit 2004.
Na de gezongen inleiding „Het lijden van onze Heer Jezus Christus naar de evangelist Markus”, klinkt het lied ”Jezus, om Uw lijden groot, om Uw leven en Uw dood, die volbrengen ’t recht van God, Kyrie eleison.” Dan vangt het lijdensverhaal aan.
Het is belangrijk om aan het slot van de compositie niet met de dood te eindigen, vindt Dick Troost. Daarom besluit hij zijn Markus-Passie met het koraal „Jezus is de korrelgraan, in de grond gevallen, want Hij stierf om op te staan.”
Kenmerkend voor het lutherse hart van Troost: op de laatste bladzijde van de Markus-Passie prijkt het zegel waarop wordt afgebeeld hoe een pelikaan met zijn eigen bloed zijn jongen voedt.
Opgestane Koning
Onlangs zette Troost voor de derde keer het lijdensverhaal op muziek. De inkt van de Mattheüs-Passie is amper anderhalve week droog. Op Goede Vrijdag vindt de première plaats. Het is de omvangrijkste van de drie composities, omdat het lijdensverhaal van Mattheüs het meest uitgebreid is.
De uitwerking van het verhaal is in Mattheüs-Passie gelijk aan die van de Markus-Passie. Ook hier klinken de woorden van de evangelist als spreekstem. Alle solopartijen zijn uitgewerkt in recitatieven voor eenstemmig koor en kistorgel. De uitroepen van het volk zijn meerstemmig getoonzet voor a-capellakoor, en de liederen worden door de gemeente meegezongen.
Na de inleiding, waarin kenbaar wordt gemaakt dat het gaat om „het lijden van onze Heer Jezus Christus naar de evangelist Mattheüs”, klinkt ook hier weer het koraal ”Jezus, om Uw lijden groot”. Wanneer aan het slot van de compositie de evangelist uitspreekt dat het graf beveiligd wordt door het te verzegelen en door er bewakers voor te zetten, klinkt het koraal „Daar is een Koning opgestaan, zoals geen mens op aarde, die als een Knecht is rondgegaan, een wonderlijke Koning.”
Dick Troost: „Deze Mattheüs-Passie eindigt dus niet in het graf, maar wijst heen naar de opgestane Koning.”
Dick Troost
Dick Troost (1949) ontving orgellessen van de Wageningse organist Bé Hollander. Na de studie elektrotechniek studeerde hij aan het Utrechtse conservatorium de hoofdvakken orgel, kerkmuziek, muziektheorie, improvisatie en koordirectie. Hij was docent aan het Brabants Conservatorium te Tilburg en cantor-organist van de evangelisch-lutherse kerk in Den Haag. Hij won in 1969 en in 1971 het Domstad Orgelconcours en nam deel aan het Nationaal Orgelconcours Bolsward in 1976 en 1978. Hij componeerde Evangeliemotetten, drie passies, liedzettingen voor koor, voorspelen en begeleidingsvormen voor orgel en composities voor diverse instrumentale combinaties. Troost is werkzaam als docent muziektheorie, solfège, orgel en koorscholing aan de Stichting Cultura te Ede, afdeling kunsteducatie. Als cantor-organist is hij verbonden aan de Edese lutherse kerk. Tevens is hij lid van de examencommissie kerkmuziek van de Protestantse Kerk in Nederland.