Gezocht: muzikale jongeren
Wat is de reactie van de kerken op het dreigende organistentekort? Vier predikanten geven hun visie. „We moeten het orgelspel in de gezinnen bevorderen.”
Ds. L. W. Ch. Ruijgrok uit Monster, scriba van het moderamen van de Hersteld Hervormde Kerk, weet dat het binnen zijn kerkverband hier en daar moeilijk is om het organistenrooster vol te krijgen, maar dat het op grote schaal voor zou komen, herkent hij niet.Volgens hem heeft de hervormde kerkorde duidelijk aandacht voor de positie van de organist. „In de praktijk gaan de zaken echter minder officieel toe. Binnen het geheel van de kerk wordt het organistschap vooral gezien als een liefdedienst. Laat dat zo blijven. Het ligt uiteraard anders als het een deel van de broodwinning van de organist betreft.”
Volgens de predikant maken kerkenraden en kerkvoogdijen doorgaans geen beleid met het oog op de toekomst van de organist. „Dat neemt niet weg dat het gesignaleerde probleem van het mogelijke organistentekort kerkenraden wel tot nadenken moet stemmen. Ze zouden bijvoorbeeld jongeren kunnen stimuleren om zich te bekwamen als kerkorganist.” Ouders en predikanten zouden de jeugd eveneens kunnen enthousiasmeren. Ook zou een kerkvoogdij jongeren financieel in staat kunnen stellen om een opleiding tot organist te volgen. „Maar daar mogen dan wel heel goede afspraken over worden gemaakt. Ik zie op dat terrein nogal wat haken en ogen.”
Het gaat volgens hem wat ver om dit onderwerp op de agenda van de synode te plaatsen. „Wel zou er vanuit het breed moderamen van de kerk een soort enquête kunnen worden gehouden om te zien hoe groot het probleem is. In het landelijke orgaan van de HHK zou het probleem vervolgens aan de orde gesteld kunnen worden.”
Een eigen organistenvereniging voor de HHK is volgens hem niet nodig. „Is het niet beter om op dit terrein de handen ineen te slaan en te zoeken naar mogelijkheden tot samenwerking met anderen?”
Kunnen andere instrumenten het orgel vervangen? „De keuze voor het orgel is historisch gezien eerder een praktische dan een principiële keuze geweest. Het orgel is echter juist vanwege zijn veelheid aan stemmen bij uitstek geschikt om de gemeentezang te dienen. Bij de begeleiding van een gemeente van enige omvang schieten bovendien andere instrumenten al snel tekort.”
Vrijwilligerswerk
Als voorzitter van het deputaatschap waar de Vereniging Organisten Gereformeerde Gemeenten (VOGG) onder valt, is ds. C. J. Meeuse (Goes) betrokken bij het kerkelijk orgelspel. De predikant herkent het probleem in zijn kerkverband niet helemaal. „Er zijn nog veel gemeenten waar bekwame organisten graag in aanmerking zouden komen om ook eens de kerkdiensten te begeleiden.”
Is er genoeg aandacht voor de organist binnen de Gereformeerde Gemeenten? „Dat hangt helemaal af van de eisen van de organist. Als hij de begeleiding van de gemeentezang als een stukje van zijn beroep ziet, komen zaken als honorarium en arbeidsvoorwaarden aan de orde. In onze gemeenten wordt het spelen bijna altijd nog gezien als iets wat sommigen graag doen als vrijwilligerswerk. Daar hangt geen prijskaartje aan. Wat niet wegneemt dat er vaak wel iets gegeven wordt.” Dat de organist de sluitpost op de begroting zou zijn, herkent de predikant niet.
Hij is zelf nog niet in aanraking gekomen met het dreigende tekort. „Of het moest zijn bij de catechisatielessen. Dan moet ik nogal eens zelf spelen.” Volgens de predikant zijn er binnen zijn kerkverband nog voldoende kandidaten om het kerkorgel te bespelen. „Wordt de nood groot, dan zou de synode aan de VOGG kunnen vragen naar wegen te zoeken om het orgelspel in de gezinnen te bevorderen.” Dat laatste vind hij heel belangrijk. „Het zou mooi zijn als er in de gezinnen weer bij het orgel gezongen werd en als iedereen zo mogelijk leert spelen, om ook later in de huiselijke sfeer bij het orgel te kunnen zingen.”
Is er binnen de Gereformeerde Gemeenten ruimte voor andere instrumenten, gesteld dat er niemand meer is die het orgel kan bespelen? „We moeten geen pogingen doen om terug te keren naar de ceremoniële eredienst van het Oude Testament. Daar hadden andere instrumenten inderdaad hun plaats, maar ze zouden zeker in onze tijd een veel te zwaar accent krijgen en de aandacht afleiden van waar het om gaat, namelijk de verkondiging van Gods Woord.”
Dan heeft ds. Meeuse nog liever dat er a capella gezongen wordt. „Dat is vaak onverwacht mooi. Als het een enkele keer zou gebeuren, is dat geen enkel bezwaar. Als het echter tot gevolg heeft dat het aantal te zingen psalmen teruggebracht wordt tot een vijftigtal, dan is dat wel heel verdrietig. We moeten al onze psalmen zingen, en laat het orgel op gepaste wijze helpen door ondersteuning en begeleiding, in plaats dat het de zang overstemt.”
Rijkelijk voorzien
Ds. H. J. Lam uit Rijssen, voorzitter van de Gereformeerde Bond, kent het organistenprobleem niet uit eigen ervaring. „Hier in Rijssen zijn we rijkelijk voorzien als het gaat om organisten.” De analyse dat steeds minder jongeren orgelspelen, herkent hij wel.
Zal het probleem gaan spelen in Gereformeerde Bondskring? „In onze kerken hangen veel mooie orgels. Die zullen altijd liefhebbers blijven trekken. En door de overkomst van mensen vanuit de Gereformeerde Gemeenten komen er steeds ook veelbelovende organisten bij in onze kring.”
Is het een taak voor de Gereformeerde Bond om beleid te maken met het oog op de toekomst van de kerkorganist? „We hebben ons daar in het verleden niet echt mee beziggehouden. En ik denk dat dat vooralsnog ook niet hoeft. De Bond richt zich vanouds vooral op de prediking en op toerusting. De organistenkwestie is typisch een kerkvoogdelijke aangelegenheid.” Moeten kerkvoogdijen wakker geschud worden? „Nee, dat is te sterk uitgedrukt. Het kan geen kwaad als ze zich bewust zijn van een eventueel probleem. Zodra de nood aan de man is, zullen ze wel in actie komen.”
Wat kan een kerkenraad doen als het tekort zich aandient? „Dat is lastig. Men kan ervoor zorgen dat er nu goed orgel gespeeld wordt, waar een enthousiasmerende werking van uit kan gaan. Maar het mooiste is als het orgelspelen in de gezinnen weer wordt gestimuleerd.” Vooral voor de huidige organisten ligt hier een taak, vindt ds. Lam. „Zij moeten de volgende generatie enthousiast maken voor het kerkorgel. Laten ze daar nog bewuster aan werken. En kerkenraden zouden stimulerend kunnen optreden door een en ander financieel aantrekkelijk te maken.”
Stel dat het zo ver komt dat er niemand meer beschikbaar is om te spelen? „Misschien neemt men dan z’n toevlucht tot de fluit. Of tot de techniek. Zoals wij op vakantie meemaakten: een predikant die een cd meeneemt waarop de liederen staan.”
Is er in Gereformeerde Bondskring behoefte aan een eigen organistenvereniging? „Een aardige vraag. Ja, laten we dat doen. Vroeger was daar minder behoefte aan, toen grote begeleiders als Jan Zwart en Feike Asma leerlingen om zich heen verzamelden. Iets daarvan heeft Everhard Zwart met zijn orgelschool, en ook Dick Sanderman. Misschien kunnen zijn zich nog bewuster toeleggen op het onderwijs in het koraalspel.”
Continuïteit
Volgens ds. D. Quant uit Huizen, preses van de laatstgehouden synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken, is het voor een aantal gemeenten binnen de CGK inderdaad erg lastig om aan organisten te komen. Hij noemt de gemeente van Den Haag. „Toen ik daar in 1992 kwam, waren er vier organisten. Toen ik in 2001 wegging, moest men het alleen met gastorganisten doen.” Dat laatste is volgens hem niet bevorderlijk voor de gemeentezang. „Je merkt dat de kwaliteit en de continuïteit achteruitgaan. En dat is niet goed, want daar is de eer van God mee gemoeid.”
De aandacht voor de organist en zijn werk verschilt per gemeente, zegt de predikant. „In een aantal gemeenten is de organist inderdaad de sluitpost op de begroting. En dat is niet goed. Minimaal moet je hem of haar de kosten vergoeden die worden gemaakt. En als de organist een boek koopt ten behoeve van het orgelspel in de gemeente, vind ik dat hij dat moet kunnen declareren.”
Overigens moet de waardering niet alleen materieel zijn, maar ook inhoudelijk. „Als organisten pas op zaterdagavond de psalmen krijgen, wordt er tekortgedaan aan de geestelijke waarde van het orgelspel.” Zelf geeft ds. Quant de te zingen liederen altijd al een week van tevoren door. „Een kwestie van geestelijke zorgvuldigheid.” En hij merkt dat dat het orgelspel vaak ten goede komt. „Een organist heeft dan ruimschoots de tijd om zich voor te bereiden. En omgekeerd heeft hij geen excuus als die moeilijke melodie toch niet goed ging.”
Kerkenraden moeten zich bezighouden met de vraag hoe het kerkorgel weer ’bemand’ wordt. Maar dat niet alleen, stelt ds. Quant. „Het is me opgevallen dat er een eenzijdige nadruk ligt op het orgel. Vooropgesteld, ik ben een groot liefhebber van het kerkorgel. Maar we kunnen niet volhouden dat alleen het orgel een plaats mag hebben in de eredienst. Ook niet vanuit de geschiedenis. Daarom kunnen kerkenraden eveneens op zoek gaan naar andere musici in de gemeente. Er is genoeg muzikaliteit onder jongeren. Ik heb meegemaakt dat er bijzonder goed op de piano werd gespeeld. Eén keer was er een blokfluitensemble: wonderschoon.”
Dat niet elke cgk-gemeente de stap naar andere instrumenten zal kunnen maken, weet ds. Quant. „Maar ik denk dat we er niet aan ontkomen om daarover fundamenteel het gesprek met elkaar aan te gaan.”
„Neem de kinderen maar eens mee naar het orgel”
Voor de musici Maarten Seijbel en Chiel Jan van Hofwegen is het duidelijk: jongeren moeten al vroeg bij het kerkorgel betrokken worden.
Maarten Seijbel (69) uit Elburg was 43 jaar organist in de hervormde Grote Kerk in zijn woonplaats. Hoewel het organistentekort in zijn directe omgeving niet echt speelt, heeft hij wel zijn twijfels over de toekomst. „Zo’n veertig jaar geleden waren er voortdurend mensen die vroegen of hun zoon of dochter orgelles kon krijgen. Tegenwoordig zijn er bijna geen aanvragen meer.”
Wat moet er gebeuren om de dreiging van het tekort aan organisten af te wenden? Volgens Seijbel zouden de kerken de handen ineen moeten slaan en bijvoorbeeld per regio iemand aanwijzen die zich erop toelegt om nieuwe organisten voor de verschillende gemeenten op te leiden. Kerkenraden en kerkvoogdijen moet vervolgens jongeren stimuleren om zich aan te melden bij deze centrale figuur. „Laat het een wat oudere man zijn, die zelf warm loopt voor het koraalspel en de samenzang.” Organisten die zo’n centrale functie zouden kunnen vervullen, zijn volgens Seijbel onder anderen Peter Eilander en Dick Sanderman.
Verder is het volgens de Elburger, die voorzitter is van de Stichting tot behoud van het Nederlandse orgel, belangrijk dat jongeren al vroeg bij het orgel betrokken worden. Hij speelt daarom met de gedachte om een lesbrief en een dvd te ontwikkelen die op basisscholen gebruikt kunnen worden. „En neem de kinderen maar eens mee naar het orgel. Allicht dat er één in zo’n groep zit die de smaak te pakken krijgt.”
Wat als er op een gegeven moment niemand meer is die het orgel kan bespelen? Seijbel ziet niets in een piano als begeleidingsinstrument. „Dan nog liever een koperblazersensemble. Of weer de voorzanger. Maar ik blijf erbij dat het orgel verreweg het meest geschikte instrument is om de samenzang te begeleiden.”
Niveau
Chiel Jan van Hofwegen (1978) uit Alblasserdam is voorzitter van de Vereniging Organisten Gereformeerde Gemeenten (VOGG). Als lid van de examencommissie van de vereniging komt hij tijdens sollicitatieprocedures in de gemeenten nog genoeg kandidaten tegen. „Soms verbaas je je wel over het niveau van degenen die voorspelen. Het gebeurt dat er negen aanmeldingen zijn, maar dat slechts twee van hen een goed niveau hebben.”
Binnen de Gereformeerde Gemeenten speelt het organistentekort niet of nauwelijks. „Misschien over vijftig jaar.” Toch wil Van Hofwegen er graag over nadenken of hier een taak ligt voor de VOGG, ook buiten het eigen kerkverband. „We zijn juist bezig om contact te leggen met de Hersteld Hervormde Kerk en de Christelijke Gereformeerde Kerken. Het zou mooi zijn als de VOGG op het gebied van advies en examens iets voor deze kerken zou kunnen betekenen.”
Zelf speelt de VOGG-voorzitter zondags in de gemeente van Alblasserdam. Hij vraagt zich af of het juist is als je als organist in andere kerkelijke gemeenten gaat spelen. „Alleen als er ergens echt grote problemen zijn, kan ik me er iets bij voorstellen.” Met het idee van een zogenaamde organistendatabase wil hij dan ook voorzichtig zijn. „Dan moet je wel heel goed kijken hoe je dat doet en waarom.”
Veel beter is het volgens hem dat er bij gebrek aan organisten in de eigen gemeente jongeren worden gerekruteerd. „Ik denk dat hier vooral voor de scholen een grote taak ligt. Breng kinderen in het basisonderwijs in aanraking met klassieke muziek, bijvoorbeeld door de methode ”Luisterland”.” Van Hofwegen, in het dagelijks leven leerkracht in het basisonderwijs, weet vanuit de praktijk dat kinderen op die manier enthousiast kunnen worden voor muziek. „En zij nemen vervolgens hun ouders weer mee. Ze vragen bijvoorbeeld voor hun verjaardag cd’s met klassieke muziek.”
Zo kan ook het kerkorgel weer in beeld komen, denkt Van Hofwegen. „Het instrument moet z’n stoffige imago kwijtraken. We kennen in ons land een lange orgeltraditie, en die moeten we in ere houden.”
Op de opiniepagina van dinsdag reageert Dick Sanderman op onder meer de suggestie dat de kerken per regio een centrale opleidingsfiguur moeten aanstellen.