SGP: Geen minister op homoboot
DEN HAAG - SGP-Kamerlid Van der Vlies staat alleen in zijn kritiek op deelname van het ministerie van OCW aan de „extravagante” Gay Pride in Amsterdam.
Dat bleek woensdagavond in een overleg met minister Plasterk. Van der Vlies wees erop dat de parade ook in homokringen omstreden is en dat velen zich schamen voor de aanstootgevende wijze waarop sommige homo’s zich tijdens het Amsterdamse evenement presenteren. De SGP’er gaf aan zich nauwelijks te kunnen voorstellen dat het met een ”OCGay-boot” meevaren met de homoparade kabinetsbeleid is. „Als dat zo is, moeten ook Balkenende en Rouvoet mee kunnen varen. U begrijpt best wat ik bedoel.”Plasterk begreep het inderdaad. Hij stelde dat hij wel degelijk namens de hele regering aan de parade deelneemt en dat de boot „de waardigheid van mijn departement zal uitstralen.”
De fracties van CDA en CU gingen in het overleg van woensdagavond over de homo-emancipatienota van Plasterk niet of slechts beperkt op de parade in. Volgens CU-woordvoerster Ortega-Martijn moet de bewindsman, als hij zich vertoont op de Amsterdamse grachten -wat haar fractie „kan billijken”-, ook bereid zijn acte de présence te geven bij christelijke homoclubs. De bewindsman zegde dat royaal toe.
Het punt van het meevaren van een regeringsbootje tijdens de Gay Pride dook woensdagmorgen op, toen Plasterk dit voornemen uitte op een bijeenkomst in Den Haag. Daar ondertekenden de vier grote steden een convenant om de komende jaren voortrekker te zijn bij de emancipatie van homo’s.
In het Kameroverleg van woensdagavond, dat gedeeltelijk in een lacherige sfeer plaatsvond („Ik vraag me af hoe de minister zich gaat uitdossen”, en: „Mogen wij ook mee?”), lieten de meeste fracties blijken deelname aan de Gay Pride een fantastisch idee te vinden. Even enthousiast waren zij over de aanwezigheid van prinses Máxima bij de ondertekening van het convenant.
CU-Kamerlid Ortega-Martijn vroeg de bewindsman christelijke homoclubs subsidie te verstrekken, ook als zij er niet in slagen tot een eensluidende visie op homoseksualiteit te geraken. Plasterk toonde begrip voor dit probleem. „Het hoeft in het homo-emancipatiebeleid niet allemaal koekoek één zang te zijn.” Toch deed hij „een klemmend beroep” op christelijke organisaties om als het even kan met één subsidieaanvraag te komen.
De komende tijd overleggen organisaties zoals het Landelijk Coördinatiepunt kerk en homoseksualiteit en RefoAnders met elkaar en met de overheid over een gezamenlijke subsidieaanvraag. Doel is de bespreekbaarheid van homoseksualiteit in orthodox-christelijke kring te bevorderen.
Plasterk erkende woensdag dat er tussen verschillende bevolkingsgroepen „diversiteit mag bestaan als het gaat om het tempo waarin zij homo-emancipatie vormgeven, ook als het gaat om het einddoel dat zij zichzelf stellen.” Op de stelling van de ChristenUnie dat mensen ook het recht hebben om desgewenst niet „uit de kast” te komen, ging hij niet in.
De bewindsman stelde tevreden vast dat hij met de Kamer grotendeels op één lijn zit als het gaat om het beleid om homo’s meer te emanciperen. „Een echt fundamenteel verschil van inzicht heb ik met Van der Vlies. Vooral bij zijn stelling: je mag het wel zijn, maar niet doen. Mijn hele nota is namelijk doordesemd van de opvatting dat homo’s het mogen zijn én ernaar mogen handelen.”