„Milosevic betaalde Servische milities”
Servische milities die werden gesteund en gefinancierd door de Servische regering onder leiding van Slobodan Milosevic, hebben aan het begin van de onafhankelijkheidsoorlog in Kroatië in 1991 tientallen Kroatische burgers om het leven gebracht. Dat heeft het voormalige hoofd van politie van de Kroatische stad Slatina maandag tegenover het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag verklaard.
Volgens oud-politiechef Djuro Matovina hadden het Kroatische leger en de politie opdracht gekregen om de escalatie van etnische spanningen zo veel mogelijk te voorkomen. In september 1991, kort na de onafhankelijkheidsverklaring van Kroatië in juni 1991, richtten de Witte Adelaars, een paramilitaire groepering die hoofdzakelijk uit Servische vrijwilligers bestond, een bloedbad aan in Kroatië, waarbij 22 burgers en twee politieagenten werden gedood. In december 1991 vermoordden de Witte Adelaars in het dorp Vocin en aangrenzende dorpjes nog eens 45 Kroatische burgers en richtten ze grootschalige verwoestingen aan.
De Witte Adelaars, zegt Matovina, werden financieel en met militair materieel gesteund door Milosevic. Servische Kroaten richtten medio 1990 een lokale afdeling van de Servische Socialistische Partij (SDS) op. Milosevic was jarenlang de onbetwiste leider van de SDS in Joegoslavië. De ’Kroatische’ SDS verwierp de onafhankelijkheid van Kroatië en zocht steun bij Milosevic voor gewapend verzet tegen de Kroatische regering in Zagreb, steun die Milosevic herhaaldelijk zou hebben gegeven, aldus Matovina.
In het kruisverhoor van Matovina probeerde Milosevic de ex-politiechef af te schilderen als sterk anti-Servisch. Matovina zou verantwoordelijk zijn geweest voor de arrestatie en vervolging van zeker 400 Kroatische Serviërs. Ook zouden Kroatische eenheden verantwoordelijk zijn voor de vernietiging van een groot aantal Servische dorpen. Matovina ontkende de beschuldigingen van Milosevic en zei dat de dorpen waarvan Milosevic zegt dat ze met de grond gelijk zijn gemaakt nog gewoon overeind staan.
In een andere rechtszaal van het Joegoslavië-tribunaal werd maandag de Bosnisch-Servische generaal Stanislav Galic vrijgesproken van drie incidenten met scherpschutters tijdens de belegering van de Bosnische hoofdstad Sarajevo tussen 1992 en 1995. Galic staat terecht wegens zeven aanklachten van oorlogsmisdaden, waaronder nog eens 23 schietincidenten waarbij scherpschutters en artillerie-eenheden onder commando van Galic op burgers in Sarajevo zouden hebben geschoten.
Onderzoekers hebben de lichamen van meer dan 500 mensen geborgen uit een massagraf in Kamenica in Bosnië. Het gaat om het grootste zogeheten secundaire massagraf dat tot nu toe is gevonden. Dit heeft de commissie voor vermiste personen maandag bekendgemaakt. De onderzoekers hebben meer dan een jaar nodig gehad om de lichamen te bergen.
Volgens gevonden documenten en andere persoonlijke bezittingen zijn in het graf enkele honderden Bosnische moslims uit de enclave Srebrenica begraven. Mogelijk 8000 moslimmannen uit Srebrenica werden afgeslacht toen Bosnisch-Servische troepen op 11 juli 1995 de enclave onder de voeten liepen. Veel van de slachtoffers werden in de omgeving van Srebrenica begraven, maar later werden zij opgegraven en herbegraven in secundaire graven in een poging de genocide te verbergen.
Volgens de commissie zijn langs de rivier de Drina in de Bosnisch-Servische republiek Sprska ruim 980 lichamen opgegraven. Sinds april 1996 zijn in meer dan 250 massagraven verspreid over Bosnië ruim 12.000 lichamen gevonden van in de oorlog van 1992-1995 vermoorde burgers. Deskundigen gaan ervan uit dat in totaal meer dan 200.000 mensen zijn omgekomen in die oorlog. Er worden nog 20.000 mensen vermist.