Peper slaat aanbod van KPMG af
Oud-burgemeester B. Peper van Rotterdam weigert in te gaan op een aanbod van 500.000 euro van accountantskantoor KPMG op voorwaarde dat hij van verdere procedures afziet.
Peper wil een voorschot op de schadevergoeding van bijna 700.000 euro. Scheidend president R. Gisolf van de rechtbank in Amsterdam deed maandag in zijn laatste kort geding tevergeefs een poging oud-burgemeester van Rotterdam B. Peper en accountantskantoor KPMG op één lijn te krijgen.
Voor Peper is het bod van KPMG onbespreekbaar. De door hem geleden schade is volgens hem vele malen hoger dan de geboden half miljoen euro. Sinds de zogeheten Rotterdamse bonnetjesaffaire is het Peper niet gelukt een nieuwe baan te vinden. Weliswaar is hij een jaar lang voor één dag in de week hoogleraar aan universiteit Nyenrode en is hij een regelmatige gast in televisieprogramma’s, ervan leven kan Peper niet.
„Peper wordt nu eenmaal anders behandeld dat Melkert en Herfkens, en een televisieoptreden levert niet veel meer op dan een kop koffie en een paraplu van NOVA”, hield advocaat J. Mentink de president voor. En dit alles is volgens hem de schuld van KPMG.
Het accountantskantoor deed in opdracht van de gemeentelijke Commissie tot Onderzoek van de Rekening onderzoek naar het declaratiegedrag van Peper. KPMG oordeelde dat het onduidelijk was of een aantal gedeclareerde kosten privé- of zakelijke uitgaven betrof. Peper ging in beroep. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelde dat de conclusie van KPMG niet door de feiten werd gedragen.
Kort voordat het KPMG-rapport naar buiten kwam, trad Peper af als minister van Binnenlandse Zaken. Hij liep daardoor salaris mis, zijn pensioen liep schade op, de advocaten moeten worden betaald en Peper heeft nog steeds geen nieuwe baan gevonden.
Peper meent dat KPMG voor deze kosten moet opdraaien, om te beginnen met bijna 700.000 euro. In een later stadium zal dat naar verwachting een getal met zeker zes nullen worden.
KPMG houdt vol dat de schade een gevolg is van Pepers eigen declaratiegedrag, waardoor hij ernstig in opspraak raakte. Het accountantskantoor noemt zichzelf slechts de onpartijdige onderzoeker die de feiten boven water bracht.
Uitspraak in het kort geding: 24 oktober.