Openbaring 19:7Wij zijn de Heere welkom als bruiloftskinderen als wij tot Hem komen met het treurkleed van de Goddelijke droefheid over al onze boezemzonden en zwakheden van onze jeugd. Ons aangezicht is nooit de Heere aangenamer dan wanneer het met tranen van ware boetvaardigheid is natgemaakt. Dit zijn de beste wisseldiamanten op de hemel.

Er is geen krachtiger water om het vuur van Gods toorn te blussen dan het water van de boetvaardige rouwtranen over onze gebreken. Zij verheugen als wijn God en mens en genezen ons van onze geestelijke zonden en wonden van de ziel. In dit water immers, van het geestelijke Bethesda van onze verslagenheid, moeten wij genezen worden van onze geestelijke verlamdheid. Onze tranen die uitwendig vloeien, zullen ons inwendig afwassen. Zij stromen langs onze wangen en klimmen op als een liefelijk reukwerk voor het aangezicht van de Heere.

Ik spreek niet van krokodillentranen, hoerentranen of dronkenmanstranen die het hart niet raken. Ik spreek ook niet over een week oog. Het gaat over Schriftuurlijke tranen van bekering en verbrijzeling, uit een diep, oprecht en smartelijk gevoel van onze boezemzonden.

Zulke heilige en boetvaardige tranen zijn heilige tekenen waarmee de bruiloftsgasten van Christus uiterlijk hun inwendige weemoed betuigen.

Johannes Carpentier,

predikant te Barendrecht

(”Voorbereiding tot de Bruiloft des Lams”, 1662)