Jemima wil barmhartigheid tonen
ZWAAGWESTEINDE - Wie kan er nu nog over de muur klimmen die Palestijnen en Joden in Israël van elkaar scheidt? Niet letterlijk, maar wel geestelijk wil het tehuis Jemima bij Bethlehem laten zien dat hoge muren overwonnen kunnen worden. Door barmhartigheid en zorg.
Dat bleek zaterdagavond uit de presentatie van Jemimamedewerkster Judith van Weelden. Ze is afkomstig uit Bodegraven en is sinds twee jaar coördinator van de dagbesteding. In de christelijke gereformeerde kerk van Zwaagwesteinde hield ze een presentatie over haar werk in het tehuis voor gehandicapten.Jemima ligt in Beit Jala, een dorp tussen Jeruzalem en Bethlehem, in Palestijns gebied. Het is een christelijk tehuis voor gehandicapte kinderen en jongvolwassenen van Palestijnse ouders. Het merendeel van de bewoners is verstandelijk gehandicapt, enkelen zijn meervoudig (fysiek en verstandelijk) gehandicapt. Jemima betekent ”duif”, de naam die Job gaf aan een van zijn dochters.
In 1982 begon het echtpaar Ed en Heleen Vollbehr op verzoek van de Israëlische regering in Bethlehem met de opbouw van het tehuis voor Arabische gehandicapte kinderen. De Nederlandse interkerkelijke stichting Jemima werd in 1984 opgericht om het werk van het echtpaar Vollbehr te ondersteunen. Het eerste Jemimagebouw verrees tussen 1985 en 1987 na een EO-Metterdaadactie ”In Bethlehem staat een huis”. Omdat het aantal bewoners gestadig uitbreidde, werd er in 2003 een extra gebouw bij gezet. Dit gebouw kreeg de naam Helena, genoemd naar oprichtster Heleen Vollbehr, die inmiddels overleden is.
Aan de hand van geprojecteerde beelden vertelde Van Weelden over haar werk. Joden en Palestijnen blijken niet alleen letterlijk door een muur gescheiden te zijn, maar vooral ook geestelijk: door een hoge muur van vooroordelen. De werkers die aan het Jemimatehuis zijn verbonden, willen vooral door barmhartigheid de liefde van God laten zien.
Onder de Arabische bevolking is zorg voor gehandicapte kinderen niet vanzelfsprekend. Een gehandicapt kind wordt vaak gezien als een straf van Allah. De Palestijnse ouders schamen zich voor hun gehandicapte kind en hebben de neiging het in huis op te sluiten. In islamitische landen is zelden een gehandicapte op straat te zien.
Het is wel eens gebeurd dat Israëlische soldaten een gehandicapt kind bij Jemima afleverden met de vraag ervoor te zorgen. Volgens Van Weelden ligt hier een kans voor de medewerkers om te laten zien wat christelijke barmhartigheid werkelijk is: het volgen van het voorbeeld van Jezus, Die juist veel oog had voor zieke, zwakke en vooral verstoten mensen.
In het Jemimahuis wonen op dit moment dertig mensen, verdeeld over zes woongroepen. Sommige bewoners kwamen als klein kind en zijn nu jongvolwassen. In het gebouw Eber, de dagbesteding waar Van Weelden werkt, worden dagelijks 27 cliënten begeleid.
Dat de hulpverleners van Jemima tegenstellingen weten te overbruggen, laat volgens Van Weelden een blind Palestijnse meisje zien. Ze heeft een talent voor pianospelen en krijgt elke week les van een orthodox-joodse pianoleraar. „Als de bewoners het besef krijgen dat ze er mogen zijn, dat ze aanvaard worden en waardevol zijn, dan is er al veel bereikt.”
Volgens Van Weelden willen de medewerkers van het Jemimatehuis in de eerste plaats met hun daadwerkelijke zorg en christelijke barmhartigheid iets van hun achtergrond laten zien en dus niet openlijk evangeliseren. Maar als er een uitdrukkelijk verzoek vanuit de Arabische bevolking komt om iets uit te leggen of te vertellen, dan zullen ze niet schromen de christelijke boodschap te verduidelijken.
Van Weelden wees op de uiterst moeilijke positie van vooral de moeders van gehandicapte kinderen. In de Arabische cultuur komt de zorg voor dit soort kinderen bijna geheel op hun schouders terecht. De vader en andere gezinsleden trekken hun handen bijna helemaal af van de zorg. „De moeder staat er alleen voor.”
Jemima heeft een apart programma voor de begeleiding van deze moeders in de thuissituatie. Onderdeel is het organiseren van een dagje uit.
Volgens Van Weelden is het goed te merken dat Palestijnse christenen zich meer en meer bedreigd voelen en uit angst de Westelijke Jordaanoever verlaten.
Van Weelden bezoekt op sabbat zo mogelijk de diensten van de Bat Tsiongemeente, van de ook in Nederland bekende Joshua Ben Zvi. Meestal neemt ze een jongen mee uit het tehuis. Als deze er niet is, zegt Ben Zvi: „Waar is onze Arabische vriend?” Van Weelden: „Door de gemeenschappelijke liefde in de Messias kunnen kloven tussen volkeren worden overbrugd.”