„Christelijk geloof kan spot aanvaarden”
LEIDEN - „Spotten met God en Christus is toegestaan, omdat de gekruisigde Christus de Spotprent is, Die God van Zichzelf gegeven heeft.” Zo luidt een van de stellingen bij het proefschrift van M. W. Dekker. Op 18 februari promoveert hij in Utrecht op een studie naar de theologie van Eberhard Jüngel.
Dekker verdedigde zijn stelling vrijdagavond in de Lokhorstkerk te Leiden in een debat over blasfemie. Zijn opponent was prof. dr. J. F. Goud, bijzonder hoogleraar wijsgerige theologie aan de Universiteit Utrecht. Het debat was georganiseerd door de Kring van Episcopius, een samenwerkingsverband tussen de Remonstrantse Gemeente Leiden en het Remonstrants Seminarium.Aanleiding voor het slechts matig bezochte debat was een artikel in het tijdschrift Theologisch Debat. Daarin stelde prof. Goud dat hij spot vooral als een positief verschijnsel en een aansporing tot zelfonderzoek beschouwt.
Prof. dr. J. Hoek, hoogleraar theologie in Leuven en Kampen, stelde daar tegenover dat godslastering uit intolerantie voortkomt en bestreden moet worden.
Tijdens het debat lichtte prof. Goud toe dat spot en kritiek helpen om een beter zicht te krijgen op de aard van het eigen geloof. „Het is voor christenen vaak moeilijk om te achterhalen of het echt om de eer van God gaat of meer om de eer van zichzelf. Door spot leert men zichzelf kennen.”
Hij vindt de vrijheid van meningsuiting een te groot goed om die te laten inperken en stelt voor om het blasfemieartikel in de wet maar op te heffen. Als mensen boos worden, omdat God bespot wordt, heeft het volgens prof. Goud vaak met een onjuist godsbeeld van die personen te maken. „Zij die in het geweer komen, zijn vaak mensen wiens God een driftige God is, Die beledigingen niet verdraagt. Die mensen hebben angst voor straf als ze niet optreden. God kan er wel tegen”, aldus prof. Goud. „Want God is een God van liefde.”
Dekker zei het eens te zijn met de analyse van prof. Hoek, die het lasteren van God vergeleek bij het lasteren van een eigen kind. „Een gelovige die hoort of ziet dat er met God gespot wordt, lijdt pijn”, zei Dekker. „Christenen kunnen diep geraakt worden door ongelovigen die hen totaal niet aanvoelen.”
Dat bracht hem echter niet tot de constatering dat spotten met God verboden zou moeten worden. Dekker: „Spotten met God en Christus is toegestaan, omdat de gekruisigde Christus de Spotprent is die God van Zichzelf gegeven heeft. Christus was een spot toen Hij aan het kruis hing. God draait alles om. Hij heeft de wijsheid tot dwaasheid gemaakt en Hij heeft de macht tot zwakheid gemaakt in het kruis van Christus. God spot met deze wereld en Hij spot in de kruisiging met Zichzelf.”
Concluderend zei Dekker dat spot weliswaar pijn doet, maar dat verbieden niet de goede reactie is. „De juiste reactie is om als een spotbeeld deel te hebben aan het spotbeeld van Christus. Het christelijk geloof is uniek en kan vanuit de uniciteit de spot met God en Christus aanvaarden.”
Met deze houding is het volgens hem mogelijk om als christen in een open plurale samenleving te staan. Hij wist niet of de islam deze flexibiliteit ook kan opbrengen. „Ik vraag me af of in het godsbeeld van de islam plaats is voor spot met Allah, die verschijnt in kracht en wijsheid. Als de islam spot niet kan aanvaarden, hebben we in het Westen nog een lange weg te gaan.”
Mogen christenen spotten met anderen, vroeg een aanwezige. Dekker zei dat men zich met een ander moet kunnen identificeren. „Als men dat doet, zal men niet zo gauw spotten.”
Het moet echter niet zo zijn, zei hij, dat men uit angst dingen gaat verzwijgen. Hij wilde een uitzondering maken voor kunstuitingen. „Met een kunstuiting overstijg je het kwetsen. Een fototentoonstelling of uitspraken van een conferencier liggen op een ander terrein dan vloeken.”
Prof Goud vindt doelbewust kwetsen niet geoorloofd, maar hij voegde eraan toe dat velen niet in de gaten hebben dat ze anderen kwetsen. Hij ziet niet in hoe met veto’s verder te komen, omdat de vrijheid van meningsuiting een groot goed is.