Hoger onderwijs moet kwaliteit bewijzen
Internationalisering, het terugschroeven van de bekostiging door de overheid, collegegelddifferentiatie en keuring van de kwaliteit van opleidingen. Er komt de komende jaren adembenemend veel af op het hoger onderwijs en de plannen van het nieuwe kabinet hebben daar nog een schepje bovenop gedaan.
Laconiek lepelde staatssecretaris A. Nijs van Onderwijs donderdag in Den Haag op wat het hoger onderwijs allemaal van haar kan verwachten. Al werd ze er bij het begin van het symposium ”Internationalisering in het hoger onderwijs” door de voorzitter fijntjes aan herinnerd dat ze een wat vreemde eend in de bijt is -„U komt niet uit onze wereld, al heeft u van dé wereld waarschijnlijk meer gezien dan wij allemaal”- toch is zíj de bewindsvrouw en hadden de -veelal oudere en zeer ervaren- directieleden van de hogescholen en universiteiten donderdag gewoon maar te luisteren. En onervarenheid kan ook handig zijn, reageerde Nijs. Handig voor het bewerkstelligen van een doorbraak als iedereen het erover eens is dat er wat moet gebeuren, terwijl het maar steeds niet gebeurt. Zoals het beteugelen van de wildgroei aan opleidingen.
Dat gaat ze doen. Minder, maar betere opleidingen, is het uitgangspunt van de staatssecretaris van Onderwijs. Ze herhaalde wat dagvoorzitter prof. drs. M. H. Meijerink ook al had gezegd voordat de staatssecretaris op het symposium arriveerde: hogescholen en universiteiten moeten elkaar niet kapot concurreren. Echte concurrentie houdt ook samenwerking in.
Die samenwerking staat nog in de kinderschoenen, maar is broodnodig als de „markt” in 2008 opengaat voor aanbieders vanuit het buitenland. „Ik sta kritisch, maar positief tegenover onderwijsliberalisering”, nam de bewindsvrouw stelling. „Buitenlandse aanbieders moeten we daarbij gelijke kansen bieden, ook wat betreft de bekostiging. Dat betekent dat het automatisme vervalt dat elke geaccrediteerde opleiding ook bekostigd wordt, want daar hebben we het geld niet voor. Die bekostiging zal afhankelijk zijn van de kwaliteit en de schaarsheid van een opleiding. De komende tijd kom ik met voorstellen voor de voorwaarden die aan de bekostiging gesteld zullen worden.”
Omdat de kwaliteit van een opleiding van doorslaggevend belang wordt, is het Nederlands Accreditatieorgaan ingesteld. „Om ons allen de maat te nemen”, aldus Nijs. Op dit moment ontbreekt een duidelijk inzicht in de prijs- en kwaliteitsverschillen, constateerde prof. Meijerink. „Een jaar of zeven geleden hadden we het er al over om een soort campinggids voor scholen samen te stellen waarin al die gegevens op een rijtje worden gezet, maar dat mislukte. Ik zie de weerstand ertegen nu echter langzaam afnemen.”
Het belang van die internationalisering is in het buitenland eerder ingezien dan bij ons, zei de bewindsvrouw. De Verenigde Staten hebben twee jaar geleden 600.000 buitenlandse wetenschappers door de visumprocedure heen getrokken. Ook Frankrijk heeft veel geleerden van over de grens over de vloer. In Nederland gaat het ook steeds meer komen. Nijs plaveit de weg voor fusies tussen hogescholen en universiteiten, zodat die hun concurrentiepositie kunnen verstevigen.
Terwijl de plannen van minister Hermans voor de oprichting van dure topopleidingen vorig jaar door de Tweede Kamer en door demonstrerende studenten van tafel werden geveegd, vindt Nijs dat „we daar niet zo benauwd over moeten doen.” „Europa wil in 2010 een toppositie op het gebied van kennis claimen. Nederland kan daarbij niet achterblijven en topopleidingen zijn daarvoor cruciaal.”
Collegegelddifferentiatie hoort daarbij. „Maar zo bijzonder is dat niet, want het lukt nu ook al niet om alle tarieven in Europa op één lijn te krijgen.” De vrees van voorzitter N. van der Meij van de Landelijke Studentenvakbond dat veel opleidingen voor de gemiddelde student niet meer te betalen zullen zijn, wilde de bewindsvrouw direct wegnemen. „De toegankelijkheid van het hoger onderwijs mag niet minder zijn dan nu.”