Gerustheid
„Zoekt gerechtigheid, zoekt zachtmoedigheid, misschien zult gij verborgen worden in de dag van de toorn des Heeren.”
Zefanja 2:3 Er is nog een kwaad waarmee de Heere ons dreigt, terwijl wij die nare tijden thans beleven. Tijden waarin men hoort van oorlogen en geruchten van oorlogen. Niet alleen dat er tussen twee landen een oorlog is uitgebroken (namelijk tussen Engeland en Spanje), maar dat die ook fataal voor Nederland is geweest en mensen en beesten heeft doen zuchten.
Nauwelijks was er enige verademing na de strenge en ondragelijke koude waar de Heere ons verleden winter mee bezocht heeft. Die was zo groot dat men terecht daarvan mocht uitroepen: „Wie kan bestaan voor Uw koude?” Toen het tijd was om in de weide te gaan, moest men de beesten met zakken bedekken en de mens moest zich op het diepst vernederen voor het aangezicht van de Heere.
Het zwaarste oordeel is echter dat er zo’n algemene ongevoeligheid is onder Gods slaande hand en zo’n stille gerustheid, zodat de Heere wel klagen mag: „Ik heb ze geslagen, maar ze hebben geen pijn gevoeld.” Velen hebben zich als met Achab verkocht om kwaad te doen. Zij vloeken en zweren en misbruiken Gods heilige Naam.
Joachimus Mobachius,
predikant te Nijkerk
(”Christelijke zedekunst”, 1741)