Sociale contacten
In Mens & Maatschappij (82e jaargang nr. 4) publiceert Jenny de Jong-Gierveld, emeritus hoogleraar aan de VU, samen met twee Canadese onderzoekers een vergelijkende studie over tijdbestedingspatronen van 45-plussers in Nederland en Canada.
Mensen tussen de 55 en de 75 jaar lijken in een optimale positie te verkeren om hun sociale netwerk op peil te houden of uit te breiden. De meesten hebben nog een redelijk goede gezondheid, velen zijn niet meer actief op de arbeidsmarkt, terwijl hun eventuele kinderen op eigen benen kunnen staan.De onderzoekers onderscheiden vrijwilligerswerk en sociale vrijetijdsactiviteiten zoals verenigingen, ontmoetingen in cafés en het bezoeken en ontvangen van vrienden en kennissen. Dat alles draagt bij aan de uitbouw van iemands sociale netwerk. Uit eerder onderzoek is gebleken dat oudere mensen met een gevarieerd netwerk over het algemeen minder eenzaam zijn dan mensen die het vooral moeten hebben van contacten met familieleden.
Zowel in Canada als in Nederland leveren niet-werkende vrouwen een hogere bijdrage aan het vrijwilligerswerk dan werkende vrouwen. Dat geldt vooral voor niet-werkende vrouwen zonder partner. Voor mannen geldt juist dat niet-werkenden zonder partner daar relatief weinig tijd aan besteden. In Canada zijn het vooral de laagopgeleiden die betrekkelijk veel tijd besteden aan vrijwilligerswerk, in Nederland zijn dat mannen met een middelbaar opleidingsniveau en vrouwen met een hoog opleidingsniveau.
De onderzoekers hadden verwacht dat vanwege het minder uitgebreide systeem van sociale voorzieningen in Canada de mensen daar meer tijd zouden steken in vrijwilligerswerk. Juist het omgekeerde blijkt waar te zijn. Oudere Nederlanders hebben minder vaak een volledige baan. Bovendien werkt in Nederland de verzuiling met haar talloze vrijwilligersorganisaties nog na.
Christen Democratische Verkenningen (winter 2007) wijdt een themanummer aan misdaad en straf. Bob Hoogenboom, hoogleraar aan Nyenrode, schrijft daarin een kritisch verhaal over de toenemende rol van particuliere veiligheidsdiensten. Die markt groeit wereldwijd met 7 tot 12 procent per jaar. In Irak is op elke tien militairen één ”private contractor” actief. Deze ontwikkeling sluit aan bij de tendens tot privatisering van overheidsdiensten. De subjectieve onveiligheid neemt toe door de dramatische presentatie van misdaad en terrorisme in de media. Beveiligingsbedrijven hebben belang bij het aanwakkeren van onveiligheidsgevoelens.
Veel onderzoek over veiligheid, misdaad en straf houdt het verschijnsel van de ingehuurde veiligheidskrachten buiten beschouwing. Toch betekenen die een ingrijpende verandering van het beeld. Het bevoegd gezag bepaalt nu niet meer exclusief welke onveiligheid wordt aangepakt.
De primaire doelstelling van de contractors is winstmaximalisatie. Hun opdrachtgevers hanteren een pragmatisch misdaadbegrip. In hoeverre leidt misdaad tot verliezen? Recherchebureaus gebruiken methoden die voor de politie verboden zijn. De aangiftebereidheid is laag en veel conflicten worden binnenskamers geregeld.
De publieke sector daarentegen hanteert vanouds een normatief misdaadbegrip. Thans ontstaan er echter grijze gebieden tussen publiek en privaat, waarin strafvordering soms wat creatief wordt toegepast. Daardoor wordt de publieke veiligheid ondermijnd.
In de Irakoorlog zijn meer contractors ingezet dan ooit tevoren in de Amerikaanse geschiedenis. Het probleem is echter dat de militaire commandanten niet op hen aankunnen. Hun bereidwilligheid is afhankelijk van de veiligheidsrisico’s die zij lopen. De logistieke diensten van de ”private military companies” worden opgeschort als het gevaar in de bewuste gebieden te groot is. Hierdoor zijn de Amerikaanse troepen verstoken van voedsel, materiaal en munitie op tijden dat zij onder druk staan.
Zicht (33e jaargang nr. 4) brengt een themanummer over burgerschap. Dr. K. van der Zwaag bespreekt daarin de onlangs verschenen bundel ”Religie in het publieke domein”. Prof. Donald Loose (EUR) stelt daarin dat de liberale rechtsstaat en de religieuze tradities min of meer op gespannen voet staan met elkaar. Kenmerkend voor de liberale samenleving is immers dat religie thuishoort in de privésfeer. Toch zijn zowel de staat als de religieuze tradities erbij gebaat wanneer ze in het publieke domein met elkaar in gesprek kunnen.
Religie in het publieke domein roept de vraag naar de inhoud van het burgerschap op, aldus Inigo Bocken (Radboud Universiteit) in dezelfde bundel. Burgers zijn betere gelovigen, zo luidt de titel van zijn bijdrage.
Volgens De Mul lijkt de SGP, vanwege haar ondertekening van artikel 36 van de NGB, ideologisch gezien sterk op de politieke islam. Voorheen werd deze partij beschouwd als een onschuldige vorm van polderfolkore. Door de confrontatie met de politieke islam heeft deze folklore echter voor velen haar onschuld verloren.
Als het goed is, zo concludeert Van der Zwaag, is de christen met alle vezels verbonden aan deze wereld om daar zijn roeping gestalte te geven. Christenen moeten laten zien dat zij volwaardige burgers zijn, al zijn ze in hun hart vreemdeling op deze aarde.
Dr. C. S. L. Janse, oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad
Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.