In memoriam Ds. A. F. Honkoop (1921-2008)
GOES - Ds. Adriaan Frans Honkoop is niet meer. Na een ernstige ziekte is hij maandagmiddag op Gods tijd overgegaan van de strijdende Kerk naar de triomferende Kerk.
Vele jaren mocht ds. Honkoop dienen in de kring van de Gereformeerde Gemeenten. In het kerkelijk veelbewogen jaar 1953 werd hij te Goes bevestigd tot predikant. Hij had binnen de gemeenten een belangrijke, samenbindende en gewaardeerde plaats. Ds. Honkoop diende vijf gemeenten. Van verschillende deputaatschappen maakte hij deel uit. Maar liefst 39 jaar was hij voorzitter van het curatorium van de Theologische School. Als zodanig was hij betrokken bij de opleiding van veruit de meeste dienstdoende predikanten binnen de Gereformeerde Gemeenten. Tot zeven keer toe was hij preses van de generale synode.Veel arbeid heeft hij mogen verrichten in het midden van de gemeenten. Hij kon gebukt gaan onder de zorgen in het kerkelijke leven, onder het gemis bij velen aan geestelijk leven en geloofsoefeningen. Ondanks zijn ziekte voelde hij zich tot het laatst toe betrokken bij wat er in de gemeenten omging. Hij was een man met gezag. Er werd naar hem geluisterd. Soms kon hij de dingen scherp en onomwonden zeggen. Maar altijd zocht hij het belang van Gods kerk.
Ik herinner me dat we als studenten in de jaren zeventig hoog tegen hem opzagen. Wat waren we onder de indruk als hij ons toesprak en ons wees op het belang van de prediking. Ik hoor hem nog zeggen: „Als je Jezus niet gepreekt hebt, dan heb je helemaal niet gepreekt. Neem Jezus weg en je neemt alles weg.”
Dat laatste typeerde hem. Hij was allereerst en vooral dienaar van Christus. Het was zijn hoogste vreugde die Zaligmaker aan te wijzen en aan te prijzen in het midden van de gemeenten. Scherp kon hij alles afsnijden wat Jezus niet was. Hij moest niets hebben van een eigengemaakte vroomheid en gemoedelijkheid waarmee men zich op de been houdt buiten Christus om.
Toen hij in de gemeente van Wageningen zijn veertigjarig ambtsjubileum herdacht, wees hij erop dat hij nooit een wettische dominee had willen zijn. Hij preekte wel de wet, maar opdat deze een tuchtmeester zou zijn tot Christus. Alles wat de heerlijkheid van Christus verduisterde, stelde hij aan de kaak. Toen hij als een verlorene in Gods heilig gericht niet bestaan kon en onderging met al het zijne, was Christus immers zijn leven geworden. Het leven was hem Christus geworden. En zijn prediking was Christus. Hij predikte Christus vanuit het welbehagen van de Vader en in de toepassing van de Heilige Geest. Wat kon en mocht hij zo die ene Naam tot zaligheid hartelijk aanprijzen vanaf de preekstoel.
Het is me vaak opgevallen dat hij het liefst de Persoonsnaam van de Zaligmaker gebruikte, de Naam Jezus. Juist die Naam was hem zo lief geworden, omdat daarmee de Persoon van die dierbare Zaligmaker wordt aangeduid. Het was te merken dat hij in het noemen van die Naam al de wederliefde van zijn hart legde, omdat die Persoon hem zo lief was geworden.
Ds. Honkoop is nu de strijd te boven. Zijn aardse taak is afgelopen. Hij was en bleef in zichzelf zondaar, en dat wist hij heel goed. Maar nu is hij verlost van zichzelf. Nu mag hij zijn Koning in volmaaktheid aanschouwen en zich voor eeuwig zalig verwonderen in de Drie-enige, Die de God van volkomen zaligheid is.
Wat hij in 1981 in de rouwdienst van zijn vriend en broeder ds. A. Vergunst zei, is nu ook voor hem waar geworden: „Want wat is nu zijn deel geworden? Ingegaan in de vreugde zijns Heeren, eeuwig voor de troon van God, altoos die Koning groot te maken, Wiens heerlijkheid hij zo menigmaal heeft uitgedragen.”