Kerk & religie

Kerkelijke pers

Iedereen die zich met de theologie van Luther bezighoudt, moet ook door de „donkere tunnel” van zijn fel anti-joodse uitlatingen heen. Hoe kan het toch dat de reformator tot zo’n „praktijkomslag” kon komen? vraagt de lutherse emeritus hoogleraar prof. dr. J. P. Boendermaker zich af in het blad Woord & Dienst.

18 January 2008 18:56Gewijzigd op 14 November 2020 05:28

„Wie dat probeert te verklaren, krijgt vaak het verwijt te horen, dat men probeert zijn harde uitspraken te verontschuldigen. Ik wil dat niet horen. Proberen de aard en de oorzaak van die verandering te duiden is een wetenschappelijke plicht en wij zijn het ook verschuldigd aan allen voor wie Luther nog steeds een gids is. Niet om hem te verdedigen -er valt niets aan te verdedigen en als lutheranen hebben we deze uitlatingen dan ook voluit afgewezen-, maar wel om te zien waar de wortels ervan liggen en of die ook uitgegraven zijn!(…)

In 1538 krijgt Luther een bericht dat in Bohemen christenen de sabbath zijn gaan houden, overtuigd daarmee het bijbelse gebod op te volgen. Luther is zeer verontrust, hij vreest -vermoedelijk ten onrechte- invloed van rabbijnse zijde en wijst in een schrijven aan de christenen daar op wat in Galaten 5,1 staat: „Laat u niet weer een slavenjuk opleggen.” Zijn argwaan is gewekt. Een ons onbekende reactie maakt dat niet beter.

In de laatste jaren van zijn leven is Luther opnieuw met het boek Genesis bezig, terwijl op zijn tafel ook een merkwaardige lijst ligt, waarin hij -net als anderen in die tijd- de hele wereldgeschiedenis in kaart probeert te brengen. Vooral die zoektocht overtuigt hem ervan, dat het einde der tijden heel nabij was.

Wat betekent dat voor de wereld? Angstig veel. Hij is ervan overtuigd, dat duivelse krachten zich juist tegen het eind zullen inspannen om de mensen van de waarheid weg te lokken. Luther ziet met zorg en angst, dat het Evangelie, zoals het nu wordt gepredikt wel door velen is herkend, maar ook door velen niet en zeker niet door de paus, ook daartegen gaat hij fel tekeer.

En nu dreigt er ook nog gevaar van joodse zijde, meent hij. Hoopte hij aanvankelijk nog enkele van hen te winnen voor het Evangelie, nu vreest hij voor het omgekeerde. Dat leidt tot een hard geschrift dat de toch altijd al moeilijke positie van de Joden verergert. Uitingen daarin staan dwars op zijn vroegere aansporing tot geduld en afkeer van dwang. Hij roept nu de overheid op om de joodse eredienst, ja ook hun normale bestaan onmogelijk te maken, haaks op wat hij in 1523 adviseerde.

Ook al weet je van de eeuwen die ons van hem en zijn tijd scheiden, het is een schadelijk geschrift dat de Joden als groep negatief afschildert en terugvalt in oude patronen. Het is door medestanders ook toen al betreurd en gelukkig weinig praktijk geworden. Inmiddels is er van lutherse zijde ook internationaal officieel radicaal afstand van genomen (Stockholm 1983).

Helaas konden zulke uitlatingen eeuwen later misbruikt worden door een misdadig antisemitisch regiem, al heeft dát antisemitisme wel een andere wortel: een racísme dat Luther niet kende, de grootste geloofsheiligen en de Evangelieschrijvers en Paulus waren immers alle joods? Dat hoort een basisgegeven van elke theologie te zijn en anders dan toen ook bepalend te zijn voor onze relatie met het huidige jodendom.

En nu? Gaat het in de huidige commotie (rond het boek en de uitlatingen van de Amsterdamse Lutheronderzoeker dr. René Süss, red.) wel alleen over Luther? Wij zitten hier dicht bij het hart van het christelijk geloof, het gaat over kernzaken als incarnatie, verzoening, genade. Moet Paulus het dan ook niet ontgelden en eigenlijk ook het hele Nieuwe Testament? Gaat het die kant op? Dat hoeft niet en moet ook niet.

Vertrouwend op het uiteindelijke oordeel van de God van verbond en belofte spreken wij met elkaar, met volledige erkenning van elkanders eigenheid, juist ook wat het geloof betreft. Dat kon in Luthers tijd en nog lang daarna (en daarvóór) niet. Het OJEC (”Overleg tussen joden en christenen”) en alle ook internationale contacten waren en zijn voor alle deelnemers een leerschool!

Het is duidelijk dat de weg van deze respectvolle dialoog nu de verhouding tussen Joden en christenen moet kenmerken. Als het gaat over kernpunten van het christelijk geloof, dan moet die discussie daarover gaan en niet indirect over de rug van Luther gevoerd worden. Wij kunnen de geschiedenis niet veranderen, maar wel nieuwe wegen zoeken, de bereidheid daartoe, ook van joodse zijde, ondanks alles, is een zegen.”

Kerkblad voor het Noorden
„Laten we de psalmen zingen”, luidt de oproep van ds. D. Visser uit Broeksterwoude in het christelijke gereformeerde Kerkblad voor het Noorden.

„Elke zondag weer zingen we psalmen die mij geweldig aanspreken. Dat zei een jonge vrouw tegen me. Een paar jaar eerder had ze tegen me gezegd dat ze niets met de psalmen had. Ze voegde er toen aan toe dat ze vanwege haar huwelijk lid van onze gemeente zou worden. Maar ze vond het een minpunt van de CGK dat er bijna alleen maar psalmen worden gezongen. Geef mij maar opwekkingsliederen, zei ze. Maar toen haar leven op zijn kop kwam te staan, veranderde haar beleving. Ze ging de psalmen waarderen.

Dit geluid hoor je niet vaak. Wel het omgekeerde, toenemende waardering voor opwekkingsliederen en andere geestelijke liederen. Niettemin is en blijft het boek der Psalmen het liedboek van de Bijbel. Deze liederen zijn gebeden om te lezen. Om mee te luisteren naar de gebeden van gelovigen van vroeger. Om ze zelf als gebeden te gebruiken, onder andere door ze te zingen.

Zingt de Here een nieuw lied. Hiermee bedoelt de dichter van Psalm 98 zijn eigen psalm. Hij wekt ons op om met hem de wonderen van God te bezingen. Deze psalm is een echt opwekkingslied, ook met de Geneefse melodie. Als althans de zang goed wordt begeleid. Het richt zich niet alleen op wat God heeft gedaan, maar ook op de toekomst. God komt om de wereld te richten in gerechtigheid. Juicht daarom voor de Here.

Voor ons is Psalm 98 een oud lied. Maar ook oude psalmen kunnen als nieuwe liederen worden gezongen. Dat gebeurt als ze met het hart worden gezongen. Het gebeurt nog meer als ze gezongen worden om gunstmatig adem te halen (Barnard). Dat wil zeggen dat de woorden van Gods genade zingend tot en in ons komen. Ze geven geloof en voeden dat. Ze geven stem aan onze gevoelens. Met een groot verlangen worden die bij God gebracht, zowel verdriet als vreugde, en meer dan eens tegelijk.

Wat dat betreft zijn de psalmen onovertroffen. Ik ken de gebreken van onze berijmingen en onze praktijk. Ik weet dat we de psalmen als gezangen zingen. De praktijk is niet ideaal, maar zelfs in deze vorm zou ik de psalmen niet willen missen.

Op grond van de Bijbelse gegevens is er geen enkel bezwaar tegen het zingen van andere geestelijke liederen dan psalmen in de eredienst. Maar laten we de psalmen niet vergeten. Laten we de psalmen zingen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer