Drs. De Bruijne houdt vertrouwen curatoren
Het curatorium van de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt te Kampen heeft, na gesprekken, het vertrouwen uitgesproken in de Kamper docent ethiek, drs. A. L. Th. de Bruijne. Aanleiding voor het onderhoud vormden de vragen die gerezen waren door diens bijdragen aan het boek ”Woord op Schrift. Theologische reflecties over het gezag van de bijbel”. Curatoren deelden gisteren de uitkomst van de gesprekken aan de pers mee.
In de commissie van toezicht, een interne curatorencommissie, is gesproken over het boek, waarin thema’s aan de orde worden gesteld rond het gezag van de Bijbel. Met name trok de aandacht wat drs. A. L. Th. de Bruijne schreef naar aanleiding van publicaties van dr. B. Loonstra. De opvattingen van dr. Loonstra krijgen volgens curatoren een diepborende behandeling, waarin waardering en kritiek verstrengeld liggen. Curatoren wilden helder zicht krijgen op de visie van drs. De Bruijne. Voor hen stonden twee vragen centraal: Wat betekent De Bruijnes visie ten aanzien van de in de Bijbel beschreven geschiedenis, met name de pre-abrahamitische, en wat is zijn visie ten aanzien van het concrete gebod van de Heere?
Enerzijds verzet drs. De Bruijne zich tegen de gedachten van dr. Loonstra. Anderzijds stelt hij, met Loonstra, dat de Bijbel zelf metaforische elementen verweeft in bijvoorbeeld historische gedeelten. Het is volgens de docent niet „bij voorbaat” verkeerd om bij problemen in de uitleg van historische passages te veronderstellen dat de schrijver iets niet letterlijk maar metaforisch bedoeld heeft. Het zijn metaforen die de auteur bewust vervlecht, onder meer om te onderstrepen dat het gebeurde het handelen van God is.
De docent beklemtoonde tegenover de commissie dat de bijbelse geschiedschrijving echte geschiedschrijving is, die gebruikmaakt van toentertijd bestaande vertelmiddelen en vertelconventies. „Daarbij heeft de Heilige Geest het hele proces zo geleid dat wat op schrift is gekomen, het Woord van God is. De historiebeschrijving in de Schrift is betrouwbaar en moet genomen worden zoals ze zich geeft.”
Beslissend of iets eventueel beeldsprakig moet worden opgevat is volgens De Bruijne de intentie van de auteur. Inzake Genesis 2 en 3 ziet hij geen reden om te twijfelen aan de historiciteit van het daar beschrevene. Dat zou alleen kunnen op grond van exegetische argumenten die aan de Schrift zelf worden ontleend, maar daarvan is De Bruijne niets gebleken.
Drs. De Bruijne schrijft in de bundel ook over het gebruik van de Schrift in zijn eigen vakgebied: de ethiek. Curatoren constateren instemmend dat hij boven een ’gebodsethiek’ uit wil grijpen „naar een voluit bijbelse en christelijke ethiek, die een beroep doet op meer dan onze rationaliteit alleen. Daarmee wordt ons zelfs een weg gewezen als er geen geboden ’zwart op wit’ in de Bijbel te vinden zijn”, melden curatoren.
De gereformeerd vrijgemaakte emeritus predikant dr. M. J. Arntzen plaatst in een recensie die volgende week in deze krant verschijnt, enkele kritische kanttekeningen bij de bijdragen van drs. De Bruijne. Dr. Arntzen spreekt onder andere de vrees uit dat er een grote mate van onzekerheid kan gaan ontstaan over de vraag wat in de bijbelse geschiedenissen nu echt gebeurd is en wat we als inkleding, als beeldverhaal, hebben te beschouwen.