Vriend die wil meebouwen aan bloeiende orgelcultuur
Maandblad de Orgelvriend is z’n 50e jaargang ingegaan. Wat in 1959 begon als een gestencild ”muzikaal contactorgaan” van een regionale orgelviendenkring, groeide uit tot een fleurig magazine met een vaste lezersgroep.
Gerco Schaap (51) uit Baarn is al jaren de motor achter de Orgelvriend. Zijn band met het blad dateert uit 1976, toen hij samen met Ben Dikken een 27-delige artikelenreeks schreef: ”Reizend door het Nederlandse orgellandschap”. Later trad hij toe tot de reactie, en toen het blad in 1994 in handen van een andere uitgeverij kwam, werd Schaap eindredacteur.Aan de wieg van het orgelblad stond Johan C. Meischke uit Zeist. Het ging destijds om een gestencild ”muzikaal contactorgaan” van een orgelvriendenkring in Het Sticht (het gebied rond Zeist, Driebergen en Amerongen). Anderen die in die tijd hun bijdragen leverden, waren Chr. Verburg, Chr. Haalboom, Chr. van der Kruyt en E. J. Kas. Later kwamen daar mannen zoals Wim van der Ros en Jan W. van Spronsen bij. Momenteel bestaat de redactie uit zeven mensen.
Telde het orgelblad in z’n begintijd slechts enkele tientallen abonnees, eind jaren ’70 werd een recordaantal van 4000 bereikt. Momenteel schommelt het aantal abonnementen rond de 3000. De achterban van het blad is heel divers, zegt Schaap. „Van orgelliefhebbers, hobbyisten en amateurorganisten tot vakmusici en wetenschappers. Iedereen vindt er iets van zijn of haar gading in.”
Hoe zag het orgellandschap er vijftig jaar geleden uit?
„Overzichtelijk, maar ook gepolariseerd. Je had de Zwart/Asma-aanhangers, en je had de ”conservatoriumstijl”, zoals Haalboom dat uitdrukte. En daartussenin was er nog Piet van Egmond, die een soort ’Concertgebouwpubliek’ op de been bracht. Wat betreft orgelbouw: het was de tijd dat het ene nieuwe orgel na het andere werd gebouwd, hoofdzakelijk in antiromantische stijl. En er was de immer terugkerende strijd over hoe het orgel in de Oude Kerk van Amsterdam gerestaureerd moest worden.”
Waarin is de Orgelvriend in de achterliggende decennia veranderd?
„In de mate van professionaliteit. De artikelen zijn kwalitatief veel beter en de lay-out is veel stijlvoller. We schromen niet om af en toe de vinger bij misstanden in orgelland te leggen, maar we blijven er niet over bezig. Polemieken over gevoelige onderwerpen vermijden we. Sommige lezers smullen ervan, maar anderen zeggen hun abonnement erom op.”
Wat zijn de sterke kanten van het blad?
„We proberen onafhankelijk te zijn, voeling te houden met de diverse geledingen van de orgelwereld en niet met de waan van de dag mee te gaan. Daarnaast besteden we ook aandacht aan gewone zaken zoals jubilea, een onderscheiding of een amateurconcours.”
En de zwakke kanten?
„Ha, moet ík dat zeggen? We lopen vaak wat achter de actualiteit aan met onze cd-recensies, omdat we niet kiezen voor cd-besprekingen van 200 woorden; dan kun je weinig zinnigs over het gebodene zeggen. Maar dat betekent dat je maar een beperkt aantal cd’s kunt beetpakken. Iets anders: het kost best moeite om elke maand met een kwalitatief goede muziekbijlage te komen.”
Waarin onderscheidt de Orgelvriend zich van bladen zoals Het Orgel en Kerk en Muziek?
„Wij zijn geen vak- of belangenvereniging zoals de KNOV of de VOGG. Daardoor is onze basis anders, breder. We zijn een blad dat wil informeren, signaleren en dat zich niet conformeert aan een bepaalde stroming of geloofsovertuiging. We hebben onze handen zogezegd wat meer vrij. En in ons blad is ook plaats voor inbreng van lezers: hobbyisten die een artikel of reeks schrijven.”
Waar liggen grenzen?
„We schrijven alleen over orgels, niet over elektronische instrumenten, ook al wordt daar wel eens op aangedrongen. De redactie heeft er geen affiniteit mee. Er is ook een kwaliteitsgrens. Vroeger zag je nog wel eens artikelen over orgels die men op vakantie had gehoord of verslagen van orgelreizen die eigenlijk alleen interessant waren voor de mensen die erbij waren.”
De verzuiling in de orgelwereld is de laatste jaren minder geworden. Mee eens?
„Ten dele. We krijgen nog steeds boze brieven of telefoontjes als we kritische opmerkingen plaatsen bij een cd van Feike Asma; de Orgelvriend zou „strakker” zijn geworden, wat dat ook moge betekenen. Maar er komen net zo goed afkeurende reacties als we een interview met bijvoorbeeld Martin Mans plaatsen. Over het algemeen heerst er gelukkig een toleranter klimaat. Neem het spelen van transcripties: dat was twintig jaar geleden nog not done bij vakmusici. En kijk nú eens!” Voorzichtig: „Ik denk dat de Orgelvriend daar een aandeel in heeft gehad. Daarnaast is de mensheid in de loop der jaren wat minder dogmatisch geworden.”
Wat zijn uw idealen voor de toekomst?
„Meer abonnees natuurlijk, waardoor we op een dag misschien helemaal in kleur kunnen verschijnen. Meer enthousiasme bij de lezers om artikelen te schrijven of ideeën aan te dragen. Een website waarop we indexen en berichten die het blad niet meer ’haalden’ kunnen plaatsen, wordt dit jaar hopelijk realiteit. Bovenal: meebouwen aan een boeiende en bloeiende orgelcultuur!”