Europese trein slingert verder
Het zijn lastige tijden voor de Europese Unie. Er is veel kritiek: gemor over de grondwet, weerzin tegen verdere uitbreiding, verdeeldheid over het buitenlands beleid. Toch is er geen land dat uit de Europese trein stapt. Geen wonder, de interne markt bloeit en de integratie van nieuwe lidstaten verloopt goed. Kenners verwachten dat dit de komende jaren zo blijft: een brokkelig, maar doorgroeiend Europa.
Vraag aan drie Europawatchers, met een politieke, een economische en een culturele bril op, naar de toekomst van het Europese continent, en je hoort eerst gezucht. Daarna volgt een aantal gemene delers: de verdeeldheid zal blijven, maar de Europese trein zal met horten en stoten verder slingeren, en de komende jaren komen er weer nieuwe wagons bij. En nee, een federatie zullen we niet worden, maar de verwevenheid zal in kleine stappen toenemen.Om te beginnen met het slechte nieuws: we worden in Europa politiek en cultureel vooral heterogener. „In de jaren zestig waren de zes EEG-landen nog homogeen, maar na 1989, en vooral 2001, is dit omgeslagen”, stelt Bram Boxhoorn, directeur van de Atlantische Commissie. „Europa reageerde politiek verdeeld op de oorlog in Joegoslavië, 11-9 én de aanval op Irak. Ondertussen gingen ze in Brussel gewoon door met het oude streven naar een ”ever closer union”. Maar je ziet na het echec met de grondwet dat het federale enthousiasme is verdwenen. Je merkt het zelfs aan het taalgebruik: vroeger werd altijd gesproken over integratie, nu spreekt men van samenwerking.”
”Go it alone”
Ook het oude streven naar een gezamenlijk Europees buitenlandbeleid ziet Boxhoorn niet dichterbij komen. „Je merkt het aan het energiebeleid ten opzichte van Rusland: elk land is voor zichzelf bezig iets te regelen met Gazprom. Het adagium is ”go it alone”. Wil je mondiaal een machtspolitieke vuist maken, dan moeten de grote drie EU-landen het voortouw nemen. En dat zie ik niet snel gebeuren. Duitsland is een middelgrote wereldmacht aan het worden, maar is nog te voorzichtig. En zolang de Fransen en de Engelsen vasthouden aan hun plek in de VN-Veiligheidsraad, is een krachtig Europees buitenlandbeleid onmogelijk.”
Is het alleen kommer en kwel met de Europese reus op lemen voeten? Nee, er zijn ook enige wapenfeiten die de toekomst zonniger kleuren. Waar de Europawatchers het over eens zijn is dat de recente aansluiting van twaalf Midden- en Oost-Europese landen eigenlijk betrekkelijk rimpelloos is verlopen.
„Om met Sherlock Holmes te spreken: er zijn veel honden die niet hebben geblaft”, stelt Joep Leerssen, hoogleraar Europese studies aan de Universiteit van Amsterdam. „Landen als Tsjechië, Hongarije en Slovenië hebben zich net zo soepel aangesloten als eerder bijvoorbeeld Ierland en Spanje. Het had dus allemaal veel erger gekund. Wat je nu in Europa ziet is wat vijftien jaar terug gebeurde toen de DDR bij West-Duitsland kwam: een proces van assimilatie na vijftig jaar gescheiden ontwikkeling. De nieuwe landen krijgen in feite uitgestelde Marshallhulp.”
Getrapt
Die jarenlange apartheid betekent ook dat de EU-landen zich voorlopig in verschillende tempi zullen ontwikkelen. „De toekomst is een getrapt Europa”, zegt Leerssen. „Met 27 landen is dat niet tegen te houden. Er is nu al sprake van groepsvorming, met de Schengenlanden en ook de eurozone. Er bestaan nu feitelijk diverse gradaties van EU-deelname. De Polen werd bij hun toetreding in 2004 al direct arbeidsbeperkingen opgelegd: dat zou vroeger ondenkbaar zijn geweest.”
Critici noemen dit ”Europa van verschillende snelheden” een vorm van desintegratie, maar volgens econoom Arjan Lejour, die de Europese ontwikkelingen volgt bij het CPB, biedt dit verschijnsel ook voordelen. „Diverse snelheden hoeven niet per se slecht te zijn. Sommige EU-landen experimenteren met een bepaalde manier van samenwerking, de andere kijken dit een tijdje aan en doen mee als het blijkt te werken. Op die manier kom je uiteindelijk toch op dezelfde snelheid uit. Neem bijvoorbeeld Schengen: daaraan namen vijftien lidstaten deel, maar eind december 2007 kwamen er negen landen bij.
Opmerkelijk is dat ook niet-EU-lidstaten als Noorwegen en Zwitserland zich bij Schengen aansluiten. De eurozone heeft strenge budgettaire regels voor deelname, maar in 2007 is Slovenië erbij gekomen en op 1 januari sloten Cyprus en Malta zich aan. „De euro is een gegeven”, stelt hoogleraar Leerssen. „Het leven is duurder geworden, maar de invoering van de munt is een succes. Daar moet je niets meer aan doen.”
Groei
Duidelijk is ook dat de interne markt zich weinig aantrekt van het geruzie over de grondwet of de stemverhoudingen. „Het laatste decennium is de EU-handel jaarlijks met zo’n 8 procent gegroeid”, stelt Lejour. „En niet alleen door de toetreding van Oost-Europa. Ook tussen de oude lidstaten neemt het goederenverkeer toe. In die zin wordt de verwevenheid dus groter.”
Een ander sterk wapen van de Unie is volgens Lejour het mededingingsbeleid, waarvoor recent nog gigant Microsoft moest buigen. „Je ziet aan de successen van Europees commissaris Kroes dat de lidstaten samen veel sterker staan tegenover de grote bedrijven dan afzonderlijk. De mededingingsregels zijn een effectief instrument. De kartels gaan het in Europa steeds moeilijker krijgen.”
Daarnaast vindt Lejour dat de rol van de Unie als aanjager niet moet worden onderschat. „Brussel speelt wel degelijk een stimulerende rol op allerlei terreinen: milieu, innovatie, telecommunicatie, noem maar op. In 2000 werden in Lissabon ambitieuze afspraken gemaakt over de uitgaven aan onderwijs en innovatie in 2010. Die worden lang niet allemaal gehaald, maar het heeft wel een proces op gang gebracht, want ieder land moet zichzelf doelen stellen.”
In die zin houdt Brussel alle lidstaten een spiegel voor, omdat iedereen voortdurend het beste jongetje van de Europese klas wil zijn. Uit onderzoek blijkt ook dat burgers zo naar de Europese buren kijken: wij willen hier dezelfde hoge levensstandaard hebben als zij hebben.
En of het nu gaat om onderwijsuitgaven, CO2-uitstoot of werkloosheidscijfers, in elke hoofdstad is men tevreden als het eigen land stijgt op de Europese ranglijst. Daalt men, dan krijgt men daarvoor binnenlands altijd stevige kritiek.
Nationaal belang
Maar gezonde onderlinge competitie is nog geen garantie voor eenheid. „Als vijftig jaar Europese samenwerking iets heeft aangetoond, is het dat het Europese gevoel altijd nationaal is bepaald”, stelt atlanticus Boxhoorn. „Voor de kleine landen is Europa vaak een doel op zichzelf, voor de grote landen is het vooral een instrument.”
Maar de huidige sfeer van euroscepsis kan binnen enkele jaren ook weer omslaan, zegt econoom Lejour. „De opkomende grootmachten China en India kunnen het proces van integratie weer een impuls geven. Daarmee vergeleken zijn de onderlinge verschillen binnen de EU veel kleiner: onze gemeenschappelijke belangen wegen hierbij zwaarder.”
Veel zal afhangen van de twee grote uitdagingen waar Europa nu voor staat: uitbreiding van de Unie en interne hervormingen. „Nederland heeft het socialezekerheidsstelsel al vroeg gemoderniseerd, maar in andere lidstaten moet daar nog veel aan gebeuren”, zegt Lejour. „Daarnaast is de regulering in bijvoorbeeld de dienstensector per land nog zeer divers. Dat belemmert de groei van de handel en investeringen. Maar sommige landen kunnen of willen niet hervormen.”
Die houding past in een Europese traditie, zegt Leerssen. „Dat is het verschil met het keiharde neoliberalisme van de VS en de Wereldbank. Europa houdt de verzorgingsstaat hoog in het vaandel: sociale verdeling van welvaart. Net als de mensenrechten en de rechtsstaat. Dat vinden wij belangrijk.”
Evenwicht verstoord
De nationale sentimenten komen nog sterker opzetten als het gaat om de toetreding van nieuwe lidstaten, met name Turkije. Hier staan politiek-culturele en economische argumenten recht tegenover elkaar.
Boxhoorn vindt Turkse toetreding een risico. „Ik ben er persoonlijk wel voor, maar het betekent het einde van de Unie zoals we die kennen. Turkije is een zwaargewicht, economisch én militair. Dat verstoort het Europese evenwicht, waarbij het supertrio Berlijn-Parijs-Londen uit elkaar valt.”
Econoom Lejour bekijkt de uitbreidingskwestie vooral pragmatisch. „Toetreding van Turkije kan nog lang duren, maar als handelspartner is het land aantrekkelijk: de interne markt groeit met 70 miljoen mensen, de afzetmogelijkheden nemen toe en er gaat een enorme arbeidsmarkt open. Turkije heeft een jonge bevolking en de opleidingen worden er steeds beter.”
Naast Turkije zitten ook Kroatië, Macedonië en de andere Balkanstaten op het vinkentouw. En daarna zullen Kaukasuslanden als Georgië en Armenië op de deur kloppen, net als Marokko, en niet te vergeten: Israël.
„Nieuwe lidstaten erbij krijgen is natuurlijk nooit een rond verhaal”, stelt Boxhoorn. „Het heeft schaduwkanten die vooraf niet worden verteld: migratie, afdracht van geld, noem maar op. Maar dat is de prijs die je betaalt als je de Europese zone van stabiliteit verder wilt uitbreiden.”
En dat is ook de tweeslachtigheid die heerst onder de EU-burger: enerzijds het idee dat Europa meer zekerheid biedt, anderzijds de vrees voor vreemde nieuwelingen. „Vroeger ging het bij toetreding vooral over praktische, fiscale en monetaire zaken. Nu gaat het vooral over cultuur. Wat je nu merkt -en straks nog meer- is dat de Europese eenwording vooral wordt gedragen door de bovenlaag. Die denkt en leeft Europees, terwijl de lagere klassen vrezen hun baan te verliezen aan de nieuwe lidstaten.”
Volgens Leerssen moet de Europese Unie daarom duidelijk maken wat de buitengrenzen zijn en wie erbij mag. „Daarbij zullen vier criteria een rol spelen. Grenzen we aan het aspirant-lid? Zijn de economische banden hecht? Is er voldoende ”culturele nestgeur” en zijn ze democratisch genoeg? Spanje mocht pas lid worden na Franco. Je kunt je dus afvragen of Marokko snel lid zal worden. Om die criteria te verhelderen, zou je bij wijze van gedachte-experiment kunnen stellen: kan Canada bij de Europese Unie? We grenzen aan het land via de Noordpool en het voldoet eigenlijk aan alle criteria. Er is zeker een band. Dus waarom niet?”