„Je schiet makkelijk onder de vangrail door”
DELFT - Paaltjes, bomen, vangrails. De obstakels langs de weg zijn dé gevaren voor motorrijders, weet Marc-Jan de Bruijn uit Delft. „Ik ben één keer onderuitgegaan, waarbij ik op het wegdek bleef liggen en mijn motor tegen de vangrail schoof. Die was total loss. Een kennis van me overkwam het tegenovergestelde en botste zelf tegen een paaltje. Hij kan het niet meer navertellen.”
Motorrijders hebben achttien keer meer kans op een dodelijk ongeval, blijkt uit onderzoek. Een fors getal, vindt Marc-Jan de Bruijn (47). „Ik zou het zelf lager hebben ingeschat.” De ervaren motorrijder -„al bijna dertig jaar”- is secretaris van de christelijke motorrijdersvereniging Op Weg. Hij herkent het grotere gevaar dat motorrijders lopen direct. „Een motor is een evenwichtsvoertuig. Daardoor komen meer eenzijdige ongevallen voor. Daarnaast ben je kwetsbaarder op de motor: je wordt nogal eens over het hoofd gezien. Dat geldt voor auto’s veel minder.”Bovendien speelt ook de gemiddelde leeftijd van de eigenaar een rol, schat De Bruijn. „De motorrijder is gemiddeld toch wat jeugdiger, en ik merk dat dat erg meespeelt. Een jongen van net twintig heeft vaak een wat andere rijstijl, waardoor hij eerder onderuitgaat, dan iemand die op z’n veertigste motor gaat rijden. Die laatste neemt minder risico met bijvoorbeeld bochten nemen. Mijn indruk is: hoe sportiever de motor en hoe jonger de man erop, hoe meer kans op ongelukken.”
Een ongeval is in zekere zin iets dat bij het motorrijden hoort. De Bruijn: „Motorrijders zeggen wel: Iedereen gaat een keer onderuit. Oké, zeg ik dan, maar ik kom ook mensen tegen die ieder jaar wel twee keer onderuitgaan. Dan doe je dus iets fout.”
De Bruijn zelf, in het dagelijks leven gemeenteambtenaar in Delft, ging in bijna dertig jaar één keer tegen de vlakte. „Dat was in Duitsland, nu een jaar of tien geleden. Zo’n zacht slingerend, rustig weggetje. Het was september: wat regenbuitjes, al wat gladder asfalt. Toen ik remde, blokkeerden mijn banden voor en achter. De motor ketste tegen de vangrail; zelf ben ik op het wegdek blijven liggen. Gelukkig had ik niks. Ik had m’n pak aan, dat houdt wel wat schaafplekken tegen. Mijn motor was een BMW van zes jaar oud, zo eentje met een kuip erop. Zeg maar een politiemotor. Dat zijn stevige dingen, maar die kunnen toch ook kapot. M’n band was finaal doormidden geknipt door een paaltje van de vangrail, terwijl ik niet harder dan 50 kilometer per uur reed.”
Zo’n rustige snelheid kan desondanks hard genoeg zijn om dodelijk te verongelukken, weet De Bruijn. „Een kennis gleed wél door en botste met zijn helm tegen een paaltje. Die vertelt het niet meer na. Je krijgt dan immers alle druk op één plek. Een helm houdt dat niet tegen, en botten breken. Of je blijft hangen, en dat wil je ook niet. Mede daarom vind ik dat het beter is om vangrails tot beneden toe af te schermen. Nu kun je er heel gemakkelijk onderdoor schieten of er met een been, arm of hoofd tegen aanklappen. Vangrails zijn op dit moment nog te veel ontworpen voor automobilisten.”
In de ruim tien jaar dat de christelijke motorvereniging Op Weg bestaat, viel nog geen van de ongeveer 200 leden weg door een dodelijk motorongeval. „De eerste keer komt vast een keer”, zegt de secretaris, „maar ik hoop dat die nog heel ver weg is.” Wel gebeurde het vaak genoeg dat een lid onderuitging. Voor sommigen is dat reden om een punt te zetten achter het motorrijden. „Sowieso is het heropstappen na een ongeval een probleem. Je zult altijd tegen jezelf moeten zeggen: Vertrouw ik het nog?”
Voor De Bruijn zelf is stoppen nooit een optie geweest. „Ik vind het fantastisch op de motor. Het komt er vooral op neer dat je weet hoe je moet rijden. Ken de techniek, weet hoe je motor remt. Er zijn cursussen om dat bij te schaven. De ervaring is dat gas geven makkelijker gaat dan remmen. Zo’n cursus kan dan wel eens nodig zijn.”
De Delftenaar stapte zelf voor het eerst op een motor toen hij 19 was. Inmiddels rijdt zijn vrouw ook al jaren motor, en hun zoon is bezig met zijn laatste examen. „We hebben er thuis drie staan, dus we kunnen met het hele gezin op weg. De auto heb ik al zeven jaar geleden de deur uitgedaan.”