Opinie

Populisme

Acta Politica (volume 42 nummer 4) bevat een studie over de relatie tussen het type democratie en de steun voor populistische partijen. Populistische partijen beklemtonen de tegenstelling tussen het gewone volk dat onbedorven is en de corrupte elites die als een kartel zouden opereren.

19 December 2007 10:12Gewijzigd op 14 November 2020 05:23

Bij een meerderheidsstelsel zijn de politieke tegenstellingen scherper en is er geen sprake van kartelvorming. Populistische partijen maken minder kans dan bij een sterk op consensus gerichte democratie. Daar is de transparantie minder en bestaat onduidelijkheid over verantwoordelijkheden.De laatste jaren neemt in West-Europa het onbehagen over de politiek toe. Daarbij gaat het met name over de verhouding tussen de elites en de massa. De representatieve rol van de politieke partijen is afgenomen. Aan de omvang van het populisme kan de gezondheid van het politieke systeem worden afgelezen.

Uit een analyse van de verkiezingsuitslagen van de laatste vijftien jaar blijkt inderdaad dat populistische partijen het in West-Europa beter doen in een op consensus gerichte democratie dan bij een tweepartijenstelsel. Lijphart heeft er echter op gewezen dat er in het eerste geval veelal sprake is van een kiesstelsel met evenredige vertegenwoordiging. Dat biedt nieuwe partijen meer kansen. Daarnaast is het van belang of er wel of niet sprake is van een federaal staatsbestel. Staten met een federaal karakter, waardoor de politieke verantwoordelijkheden onduidelijker zijn, blijken de opkomst van populistische partijen te bevorderen.

Migrantenstudies (23e jaargang nummer 4) publiceert de rede over de interculturele dialoog die Bikhu Parekh, hoogleraar politieke filosofie aan de universiteit van Westminster, dit voorjaar in Rotterdam heeft gehouden. Hoewel zelf hindoe (althans van huis uit), richt Parekh zich met name op de positie van moslims in de westerse samenleving.

Hij constateert dat liberalen meer dan conservatieven, moslims als een bedreiging zien. De liberalen vereenzelvigen zich immers sterker met het moderne Europa. Zij zien dat als hun eigen creatie. Daar komt bij dat de Europese landen, in tegenstelling tot Amerika, zichzelf altijd beschouwd hebben als natiestaten, gekenmerkt door culturele homogeniteit.

In de jaren tachtig gingen de moslims in Europa zich meer definiëren in religieuze termen dan in etnische. Dat gold zeker voor de tweede generatie. Als gevolg van aanslagen werd de islam in Europa steeds meer als een bedreiging gezien. Dat leidde tot een gevaarlijke polarisatie tussen moslims en anderen.

Volgens Parekh zijn de meeste moslims echter voorbeeldig ingeburgerd. Strijdpunten zijn met name de gendergelijkheid en de vrijheid van meningsuiting. Maar ook in de moslimwereld schrijdt de emancipatie voort. Kritiek op de islam blijft echter een heikel punt. Van belang is verder de sociaaleconomische verheffing van de moslimgemeenschap en het wegnemen van haar marginale positie. Vooral jonge moslims zijn hierdoor vatbaar voor religieuze radicalisering.

In zijn commentaar noemt prof. Jan Willem Duyvendak naast de man-vrouwverhouding ook homoseksualiteit als een belangrijk conflictgebied. Hij wijst erop dat religieuze radicalisering niet alleen plaatsvindt onder gemarginaliseerde moslims. Wel is hij het met Parekh eens dat men in de VS veel beter kan omgaan met culturele en religieuze verschillen.

In Socialisme(&(Democratie (jaargang 64 nummer 11/12) schenken Frans Becker en Paul Kalma, beiden verbonden aan de Wiardi Beckmanstichting, aandacht aan oud-premier Den Uyl, die twintig jaar geleden overleed. Den Uyl bezorgde de PvdA twee grote verkiezingsoverwinningen, was de leider van een legendarisch kabinet en voerde daarna een soms wanhopige strijd tegen een nieuwe tijdgeest.

Gedurende de ”lange jaren zestig” formuleerde hij een nieuw paradigma voor de sociaaldemocratie. Die dreigde in de naoorlogse periode ten onder te gaan aan de vervulling van haar eigen ideaal. De welvaartsstaat bleek een krachtig bleekmiddel te zijn voor het rode vaandel.

Zijn cultuurpolitiek getinte programma kan het beste omschreven worden met de titel van het uit 1963 daterende WBS-rapport ”Om de kwaliteit van het bestaan”. Den Uyl werd daarbij in hoge mate geïnspireerd door het boek van John Kenneth Galbraith, ”The Affluent Society”.

In de naoorlogse welvaartsperiode waren onze publieke voorzieningen achtergebleven bij de sterk gestegen private welvaart. Overheidsvoorzieningen zouden kunnen bijdragen aan een verbetering van de manier van leven en de bestrijding van maatschappelijke ongelijkheid en onvrijheid.

Keuzevrijheid was volgens Den Uyl geen gegeven, zoals de liberalen dachten, maar moest steeds weer door mensen zelf worden vormgegeven. En dat tegen de verdrukking in van commercialisering, gewoonten en gevestigde structuren. Den Uyls sturingsdrift werd in toom gehouden door zijn streven naar democratisering en betrokkenheid van de burgers.

Voor de huidige PvdA blijft zijn uitgangspunt van de smalle marges essentieel. Maar men moet wel weten waar men uiteindelijk naartoe wil. Volgens de auteurs ontbreekt het de partij daar in veel opzichten aan. Dat maakt haar kwetsbaar ten opzichte van de SP.

Dr. C. S. L. Janse, oud-hoofdredacteur Reformatorisch Dagblad. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer