„Goede vorderingen in bijna alle vakken”
Voor prinses Amalia zitten de eerste dagen op de openbare Bloemcampschool in Wassenaar erop. Het schoolleven van eerdere troonpretedenten zag er heel anders uit. Vorige week in deze rubriek Wilhelmina, Juliana, Beatrix en Willem-Alexander op school. Deze week aandacht voor de schooljaren van de oudste zoon van koning Willem III.
Willem Nicolaas Alexander Frederik Karel Hendrik wordt op 4 september 1840 geboren als oudste zoon van prins Willem (de latere koning Willem III) en prinses Sophie. Als de prins ouder wordt, proberen zijn ouders een antwoord te vinden op de belangrijke vraag: Hoe voed je een aanstaande vorst op? ”Wiwill” zal immers later zijn vader opvolgen en in de toekomst als koning Willem IV de troon bestijgen. Het is anders gelopen: de Prins van Oranje overlijdt op 39-jarige leeftijd, koning Willem III verliest zijn zonen en de dynastie wordt door Wilhelmina voortgezet.
Dagindeling
Als de prins 7 jaar is, stelt de intendant voor zijn opvoeding, H. F. C. baron Forstner van Dambenoy, een ”projet d’un plan d’éducation” op. Dat beschrijft precies zijn dagindeling -om zes uur opstaan!- en geeft richtlijnen voor het onderwijs ten paleize. Twee gouverneurs zijn verantwoordelijk voor het onderwijs aan de prins in „de beginselen der reken- en meetkunde, der Nederlandsche taal, der aardrijkskunde en geschiedenis.” Dat heeft plaats in de ochtend- en middaguren. Volgens prof. dr. K. de Clerck en drs. L. Troch, die een boek schreven over de opvoeding van de prins, is over dit eerste onderwijs weinig bekend.
Koningin Sophie is steeds geneigd haar zonen bij zich te houden, waardoor ze verstoken blijven van contacten met andere kinderen. Forstner van Dambenoy acht dat ongewenst en pleit voor een opvoeding met leeftijdsgenoten. In 1851, als Willem al een paar jaar koning is, besluit hij Wiwill naar het Opvoedingsinstituut Noorthey bij Leidschendam te sturen. Dit instituut van pedagoog dr. Petrus de Raadt heeft halverwege de negentiende eeuw een uitstekende naam.
Uit huis
Op 3 maart 1851 staat voor de prins -hij is dan 10 jaar- de koets klaar. Een van zijn gouverneurs, jonkheer E. A. O. de Casembroot, begeleidt hem naar Noorthey. De kranten melden „dat voordien nimmer een der kinderen van het koninklijk gezin op een dergelijk instituut” werd geplaatst. Volgens de directeur van Noorthey komt de kroonprins in een huiselijke omgeving: het tehuis „treedt in de plaats van het ouderlijke en beantwoordt aan den eisch der opvoeding. Het neemt den gang aan van het huisgezin, en heeft er, al dan niet volkomen, dan toch eenigermate het karakter van.”
Dankzij de dagboeken van De Casembroot, die iedere beweging van de jongen registreert, zijn we goed op de hoogte van de kostschooljaren van de prins. De kroonprins deelt met verschillende adellijke jongens de klas, de eet- en de slaapzaal. Op het schoolplein ontaarden spelletjes wel eens in slaan en schelden. Het karakter van de prins moet wat worden bijgeschaafd, constateert de gouverneur. „Allereerst leere de prins de verdiensten van anderen opmerken, erkennen, waarderen. Hij verheuge zich over eenige brave daad van zijne makkers, zonder wangunst.” Ook zijn concentratie, zijn ijver en niet te vergeten zijn handschrift moeten worden verbeterd.
Gelukkig kan De Casembroot na negen maanden een goed rapport uitbrengen: „De Prins is thans in eene gelukkige periode van opgewektheid, leerlust en goed gedrag. Zulk eene periode doet haren gelukkigen invloed kennen op al het onderwijs en verzekert goede vorderingen in bijna alle vakken.”
Spanningen
Af en toe mag de prins naar huis, waar de sfeer niet bevorderlijk is voor zijn welbevinden. Op Noorthey constateert men voortdurend een negatieve invloed: Wiwill lijdt onder de spanningen tussen zijn ouders, die langzamerhand ook voor de buitenwereld niet meer te verbergen zijn. De koningin steekt haar mening over Noorthey niet onder stoelen of banken. Het frustreert haar dat ze op de opvoeding van haar zoon zo weinig invloed heeft.
De Casembroot slaakt over de prins nog menige zucht: Willem leest op een feestavond op Noorthey zijn keurige opstel over Hendrik VIII zo ongelooflijk slecht voor dat daar beslist een ernstig gesprek op moet volgen. Zijn dagboek laat ons weten dat de prins zich door grote jongens heeft laten opstoken.
Als op 1 juli 1854 Wiwill en zijn gouverneur afscheid nemen van Noorthey en de prins naar Leiden vertrekt, is het maar de vraag wie van de twee het opgeluchtst is.
De volgende aflevering van deze rubriek verschijnt over twee weken.