Wajonger verdient plaats op arbeidsmarkt
Ondanks de aangetrokken economie en krapte op de arbeidsmarkt blijven er grote groepen aan de kant staan. Zoals mensen met een Wajonguitkering. Het aantal jonggehandicapten dat recht heeft op deze uitkering neemt sterk toe.
Elke ingezetene van Nederland die op zijn 17e meer dan 25 procent arbeidsongeschikt is en op zijn 18e nog steeds, heeft recht op een Wajonguitkering - Wajong staat voor Wet arbeidsongeschiktheid jonggehandicapten. Het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV) bepaalt de mate van arbeidsongeschiktheid.De meeste Wajongers (98 procent) krijgen een uitkering naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 80 tot 100 procent. Ook studenten tot 30 jaar kunnen een Wajonguitkering krijgen wanneer zij gedurende hun studie arbeidsongeschikt raken. De uitkering bedraagt maximaal 70 procent van het minimumloon en wordt uitgekeerd tot de 65-jarige leeftijd.
Afhankelijk van de situatie vindt er wel of geen herkeuring plaats. Hoe jonger de Wajonger en/of hoe minder de beperkingen, des te meer zal er aandacht zijn voor het bestaande recht op een (volledige) uitkering. De Wajonger moet ook meewerken aan trajecten om aan het werk te komen, ook al krijgt hij geen sanctie wegens te weinig solliciteren.
Psychische problemen
Op dit moment ontvangen 161.000 mensen een Wajonguitkering. De verwachting is dat dit aantal zal stijgen naar 300.000 in 2040. Aan de ene kant stijgt de instroom in de Wajong fors; tussen 2005 en 2006 was de stijging 30 procent. Aan de andere kant is de uitstroom beperkt. Veel Wajongers blijven tot hun pensioen Wajonggerechtigd. Pas in 2040 bereikt een grote groep Wajongers de 65 jaar en stroomt uit.
De stijging van de instroom gaat samen met veranderingen in de samenstelling ervan. Van de instromers uit 2005 had 42 procent een verstandelijke handicap, 40 procent een psychische aandoening en 18 procent een lichamelijke beperking. De sterkst groeiende groep binnen de Wajong is die van jongeren met psychische problemen.
Van de groep Wajonggerechtigden werkt slechts 26 procent: 9 procent participeert op de arbeidsmarkt in een reguliere baan, daarnaast is ongeveer 17 procent actief in de WSW (Wet sociale werkvoorziening, de vroegere sociale werkplaats). Het kabinet vindt dat veel meer jongeren met een beperking kunnen gaan werken bij reguliere werkgevers.
Ook voor jonggehandicapten zijn voorstellen in de maak die aansluiten bij de leeftijdsgrens van 27 jaar bij de werk-leerplicht. Jongeren onder de 27 krijgen in principe geen bijstand meer, maar moeten werken of naar school. Voor jonggehandicapten gaat dit betekenen dat zij niet meer automatisch op hun 18e een Wajonguitkering krijgen. Eerst wordt gekeken of zij kunnen werken. Is dat niet zo, dan krijgen ze alsnog een uitkering.
Werkgevers kunnen meer doen om jonggehandicapten in dienst te nemen en hen daardoor een volwaardige plaats in de samenleving te geven. De bedrijven die zijn voorgegaan kunnen vele positieve voorbeelden noemen.
Loondispensatie
Mocht een Wajonger met een uitkering het functieloon (per uur) niet kunnen waarmaken, dan kan het UWV de werkgever toestemming geven om minder te betalen, de zogenaamde loondispensatie voor een periode van een half tot 5 jaar. Deze periode kan telkens worden verlengd met 5 jaar. De hoogte van de dispensatie wordt uitgedrukt in een percentage van het minimumloon. Een voorwaarde voor loondispensatie is dat er sprake is van minimaal 25 procent prestatieverlies ten opzichte van het functieloon én de werkelijke loonwaarde moet daardoor onder het minimumuurloon liggen.
Wat precies de mogelijkheden zijn, hangt af van de Wajonger zelf en zijn medische situatie. Het scheelt nogal of een werkgever iemand in dienst neemt die vanaf de geboorte een hersenbeschadiging heeft of dat hij een Wajonger aanneemt die in het tweede jaar van de universitaire studie een arm moest missen ten gevolge van een ongeval en daardoor arbeidsongeschikt werd.
Het UWV kan per Wajonger vaststellen wat de mogelijkheden en de eventuele financiële consequenties zijn. Het is de vraag of het verantwoord ondernemen is als vooraf wordt uitgerekend wat een jonggehandicapte betaald moet krijgen om er als werkgever zo gunstig mogelijk uit te springen. Veel eerlijker is het om een Wajonger aan het werk te helpen met een proefperiode en reëel te bezien wat deze waard is. Of er wel of geen loondispensatie moet worden gegeven, moet dan later worden bezien.
De auteur is werkzaam bij de RMU als coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid. Reageren aan scribent? socialezaken@refdag.nl.