Oog voor kwetsbare Amsterdammers
AMSTERDAM - „Of de WMO een succes wordt, staat of valt met een open blik van diegenen die in contact komen met kwetsbare mensen. Kunnen zij de hulpvragen verstaan, ook als ze niet worden uitgesproken?”
Dat schrijft Evelyn Schwartz, werkzaam bij de Protestantse Diaconie Amsterdam, in een slotbeschouwing van het vorige week verschenen boek ”Zelf zorgen. Amsterdammers over de zorg die zij nodig hebben en verlenen”.De WMO (Wet maatschappelijke ondersteuning) regelt sinds kort onder meer dat mensen die zorg nodig hebben zelfstandig thuis kunnen blijven wonen. De zorg die nodig is, wordt verleend door professionele instellingen, maar de WMO verwacht ook wat van vrijwilligers en mantelzorgers.
Na krap een jaar WMO heeft de Amsterdamse diaconie aan 25 Amsterdammers gevraagd wat hun ervaringen zijn. De diaconie kwam met de geïnterviewden in contact via eigen projecten of via het kerkelijke netwerk. De contacten werden gelegd door onder meer de wijkdiaconieën, het Straatpastoraat, het Amsterdams Buurvrouwen Contact, het project Kinderwerk op Straat, Stichting Burenhulp Oost en maatjesproject De Vonk.
Schwartz schrijft dat gebrek aan geld een ernstige belemmering is. Ze vindt het een zaak van de politiek om die weg te nemen, omdat het gaat over de meest kwetsbare mensen in de samenleving. Maar, aldus Schwartz, „misschien is gebrek aan geld niet eens de meest cruciale belemmering. Nog hinderlijker is een systeem dat mensen niet wil zien in de diepe behoefte om zelf te willen zorgen. Kunnen zorgen voor zichzelf en voor anderen behoort de best mogelijke ondersteuning te krijgen.”
Een conclusie van Schwartz is dat de mensen zo lang mogelijk voor zichzelf willen zorgen. „Wat ik zelf kan, doe ik zelf”, zegt een van de geïnterviewden in het boek. Schwartz: „In Nederland wordt er steeds minder van uitgegaan dat de overheid verantwoordelijk is om zorg te verlenen. Dat betekent echter niet dat men meer wil terugvallen op zorg van familie en vrienden. Veeleer willen mensen zelfvoorzienend zijn. Ze willen zelf bepalen hoe hun zorg geregeld wordt, bijvoorbeeld door diensten in te kopen. Ook de geïnterviewden geven aan het liefst zelf te zorgen. Alleen zal voor hen het zelf inkopen van zorg, alleen al uit financieel oogpunt, geen optie zijn. Voor de overheid is hier de uitdaging om goed te luisteren naar haar burgers.”
Opvallend is ook dat veel gehandicapten, zodra zich de gelegenheid voordoet, voor anderen zorgen. Mevrouw Van Dalen loopt wekelijks met haar rollator naar het verpleeghuis om haar demente schoonzus te bezoeken. Meneer Van Putten deelt zijn bijstandsuitkering voor een alleenstaande met zijn dakloze vriendin. Mevrouw Su Wei Li, zelf gehandicapt en chronisch ziek, geeft taalles. Ze is blij iets nuttigs te kunnen doen.