Koninklijke schilderkunst
Het komt vooral in de boeken van de gezusters Brontë voor: tekenen en schilderen als verplicht onderdeel van de opvoeding voor ladies. Maar ook in gegoede kringen in Nederland was dit het geval. Het betekende een aanbeveling als een vrouw had geleerd te borduren of harp te spelen – als ze kon tekenen en schilderen was dat helemaal mooi meegenomen. Zolang een vrouw borduurde, musiceerde of schilderde, was ze stil bezig en had ze geen tijd haar stem te verheffen – wat destijds in de door mannen gedomineerde maatschappij een prettige bijkomstigheid moet zijn geweest.
In vorstelijke regionen komt het nogal eens voor dat niet alleen de jacht wordt beoefend, maar dat het hart ook uitgaat naar de schone kunsten. Koningin Margrethe van Denemarken schrijft, borduurt en schildert als geen ander. Prins Charles van Engeland kan ook aardige aquarellen op het papier krijgen. Onze koningin Beatrix boetseert niet onverdienstelijk. Wie rondloopt op Paleis Het Loo ziet daar de doeken die koningin Wilhelmina penseelde. Thera Coppens gaat in het recente nummer van het blad Vorsten Royale uitvoerig in op deze kwaliteiten van de vorstin. Waarbij zij opgemerkt dat haar kleindochter de creatieve inslag dan zeker van geen vreemde heeft.
In haar autobiografie ”Eenzaam maar niet alleen” schrijft koningin Wilhelmina dat haar kunst helemaal in het teken staat van haar liefde voor de natuur. Als ze de natuur op het doek vastlegde, voelde ze zich opgenomen in Gods schepping en ervoer ze de blijdschap ervan. „Uren kan ik in Gods schepping doorbrengen en haar in mij opnemen en op mij laten inwerken, teneinde haar aard en haar karakter te begrijpen. Daarna neem ik de tekenstift en penseel ter hand om haar zo weer te geven als haar Schepper haar heeft gemaakt.” Kunst en religie waren bij Wilhelmina nauw met elkaar verbonden, aldus Coppens.
Het begon al heel jong. Toen Wilhelmina tien jaar was en ze reizen maakte, gingen altijd de schetsboeken en schilderspullen mee. Dicht bij Het Oude Loo stond haar speelhuisje, waar ze al jong zat te tekenen. Ze schilderde in Frankrijk, in Noorwegen, in Engeland, maar ook aan de rand van het Uddelermeer en het strand bij Noordwijk. In 1898 tekende ze op de dag voor haar inhuldiging een politiepaard na.
Wilhelmina was later lid van de kunstenaarsvereniging Pulchri Studio in Den Haag. Ook stelde koningin Wilhelmina zich op als een ‘mecenas’ voor schilderessen. Thérèse Schwartz (1851 1918) was haar geliefde hofschilderes. Schwartz schilderde prinses Juliana als kind. Koningin Wilhelmina had ook contact met andere schilders. Bekend was de Vlielandse Betzy Akersloot Berg, die de aankomst van Wilhelmina en prins Hendrik in 1916 op het eiland vastlegde. Andere schilderessen die belangstelling genoten van Wilhelmina waren Margaretha Roosenboom, Lucie van Dam van Isselt, Suze Robertson, Sientje Mesdag en Maria Bilders. Thera Coppens wijst erop dat er een opmerkelijke overeenkomst bestaat tussen het werk van Wilhelmina van de Noorse fjorden en de doeken van de Vlielandse Betzy.
De koningin heeft ook schilderles genomen, en wel van Albert Roelofs (1877 1920). Hij leerde haar ruimtelijk te schilderen. Ook nam ze les bij Willem van Konijnenburg (1868 1943), die weer bevriend was met meesters als Jan Toorop en Jan Derkinderen. Wilhelmina had overigens niet veel op met vernieuwingen in de schilderkunst – ze behield haar traditionele stijl. Want alles bij elkaar kreeg Wilhelmina onvoldoende scholing om uit te groeien tot een ware kunstenares. Ze was immers voorbestemd voor het paleis en niet voor het palet.
In 1918 werd een aantal van haar schilderijen in de vorm van ansichtkaarten uitgegeven. De opbrengst was bestemd voor de nabestaanden van op zee omgekomen vissers, aldus Coppens. Hoewel ze weigerde haar schilderijen te exposeren, maakte ze in 1933 een uitzondering. Ze stelde toen haar verzameling schilderijen en schetsen van Nederlands Indië te kijk. Ze wilde daarmee haar medeleven tot uitdrukking brengen met de bewoners van het overzeese gebiedsdeel, dat door de wereldcrisis was getroffen.
Koningin Wilhelmina kon, eigenzinnig als ze was, nauwelijks kritiek velen op haar werk. Aanmerkingen op haar kunst van schilders kon ze nog net verdragen. Toen de schilder P. Haaxman haar een keer vroeg waarom ze een koe op drie poten had gezet, schoot ze in de lach en zei ze: „U hebt gelijk. Zij zweeft.”
In de avond van haar leven putte Wilhelmina op Het Loo meer en meer troost uit de schilderkunst. Ze stapte in de speciaal voor haar ontworpen schilderswagen en kon daar dan ongezien aan de slag. Ze zag het schilderen niet zoals staatsman Winston Churchill, zelf amateur schilder, dat zag. Die zei haar tijdens hun ontmoeting in 1940, in ballingschap in Londen: „Painting a picture is like a battle!” (Een schilderij maken is net een veldslag.) Koningin Wilhelmina ontmoette juist God in de natuur en vond vrede en rust bij het schilderen.