Opinie

Ook politieke ramp in Bangladesh

De geschiedenis rond eerdere natuurrampen in Bangladesh herhaalt zich, vindt dr. Peter Custers. Er is internationale aandacht voor de slachtoffers, maar niet veel mensen zijn bereid zich verder druk te maken over de sociaaleconomische en politieke omstandigheden in de rampgebieden.

11 December 2007 09:05Gewijzigd op 14 November 2020 05:21

Zo’n drie weken geleden werden de kuststreken langs de Baai van Bengalen, met name in het zuidwesten van Bangladesh, geteisterd door de ergste tropische orkaan sinds 1991. De zwaarst getroffen streken zijn vooral laaggelegen schorgebieden en eilanden, waar landloze gezinnen proberen te overleven in weerwil van niet alleen de natuur, maar ook van de aanvallen van knokploegen van grootgrondbezitters, de ”jotedars”. Die proberen de landlozen te verdrijven, om vervolgens zelf te kunnen profiteren van de vruchtbare aarde in de schorren en op de eilanden. Juist deze landlozen zijn door de orkaan hun oogst kwijtgeraakt, zitten zonder schoon drinkwater en zijn tijdelijk afhankelijk van hulp van buiten.Volgens Bengaalse dagbladberichten zijn inmiddels zelfs overlevenden van de ramp gearresteerd(!) toen ze eisten dat noodhulp die Bangladesh via regeringskanalen bereikt rechtvaardig wordt verdeeld. Hulpverleners moeten erop toezien dat de slachtoffers van natuurgeweld hun recht op grond en een eigen inkomen niet verliezen en dat zij worden beschermd tegen politieke repressie.

Noodtoestand
Sinds januari 2007 kent Bangladesh na een soort van verkapte coup een door militairen gesteunde interim-regering. Een van de eerste acties van deze regering was het instellen van de noodtoestand. Vanwege de eindeloze corruptie van voorgaande regeringen genoot de huidige regering eerst zeker flink wat steun onder de bevolking, maar de aanvankelijke populariteit bleek van korte duur. In augustus kwamen studenten en hoogleraren van de universiteit van de hoofdstad Dhaka massaal in opstand tegen de noodtoestand en lanceerden een beweging die zich razendsnel naar onderwijsinstellingen in alle uithoeken van Bangladesh verspreidde.

De opstand werd in bloed gesmoord: er werd veel traangas ingezet tegen betogingen, studenten die geprotesteerd hadden werden ook buiten de campus van hun bed gelicht, en hoogleraren van de universiteit van Dhaka die verantwoordelijk werden gehouden voor het verzet, werden gearresteerd en door ondervragers geestelijk gemarteld. De bijzondere bepalingen die onder de noodtoestand gelden, staan toe dat leden van de strijdkrachten en de militaire inlichtingendienst mensen vrijelijk kunnen oppakken en martelen, zonder dat er voor slachtoffers enig verhaal in de rechtbank is.

In september nam het Europees Parlement een resolutie aan waarin de vrijlating van gearresteerde studenten en docenten en opheffing van de noodtoestand werden bepleit. Tot op heden heeft die resolutie echter geen noemenswaardig vervolg gekregen. Ook de Nederlandse regering heeft zich hierover nog niet uitgelaten, ondanks de bijzondere aandacht die minister Verhagen van Buitenlandse Zaken zegt te willen schenken aan mensenrechten.

Oorlogsmisdadigers
Een andere kwestie die urgent tot actie noopt van de kant van de Nederlandse regering is die van de oorlogsmisdadigers. Bangladesh is opgezadeld met het feit dat mensen die medeverantwoordelijk waren en zijn voor massamoorden gepleegd door doodseskaders of het Pakistaanse leger tijdens de onafhankelijkheidsoorlog van 1971, zich opnieuw hebben kunnen vestigen in de Bengaalse politiek. Het gaat met name om een aantal leiders van de Jamat-Islam, een fundamentalistische partij met een beperkte volksaanhang die sinds de jaren zeventig jaren veel economische en financiële macht heeft opgebouwd.

Toen minister Van Ardenne in februari vorig jaar Bangladesh bezocht, wist ze over de opmars van de Jamat bij haar gesprekspartners geen spoor van bezorgdheid te ontdekken. Toch maken veel Bengaalse burgers, politici, journalisten, kunstenaars en voormalige vrijheidsstrijders zich wel degelijk zorgen over de wederopstanding van deze partij. De meeste Bengaalse politieke partijen eisen dat de Jamat-Islam wordt uitgesloten van deelname aan de volgende parlementaire verkiezingen, omdat de partij een gevaar voor de democratie vormt. Het Bengaalse platform ten gunste van de instandhouding van religieuze tolerantie, het zogenaamde Nirmul Committee, heeft alle diplomatieke missies in Dhaka recentelijk opgeroepen geen visa meer te verstrekken aan tien personen die te boek staan als meest beruchte oorlogsmisdadigers.

Stappen
De Nederlandse regering zou nu de volgende stappen moeten nemen:

  1. Een duidelijke uitspraak doen ten gunste van de opheffing van de noodtoestand in Bangladesh, als cruciale vereiste om een verbeterde handhaving van mensenrechten te bewerkstelligen.

  2. Geen visa verstrekken aan Bengaalse politici die op de lijst staan van oorlogsmisdadigers, zodat hun berechting eindelijk in zicht komt.

  3. Er bij de regering van Bangladesh op aandringen dat geen landloze boeren of boerinnen of sociale activisten worden opgepakt omdat ze eerlijke verdeling van noodhulp eisen.

De auteur is voorzitter van het International Committee for Democracy in Bangladesh (ICDB).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer