Muziek

Motet als preek in klank

Wat begon als een boekje met achtergrondinformatie voor zijn kamerkoor, groeide uit tot een proefschrift waarin musicus Arie Eikelboom het motet ”Jesu, meine Freude” van Johann Sebastian Bach helemaal uitbeent. „Deze compositie is een consequent theologisch commentaar op koraal en Bijbeltekst, en daarmee een preek in klank.”

26 November 2007 10:12Gewijzigd op 14 November 2020 05:19
Arie Eikelboom: „Een compositie als ”Jesu, meine Freude” kun je onmogelijk goed begrijpen zonder kennis te hebben van het theologisch klimaat van die tijd en van de muziekopvatting van Bach.” Foto RD, Anton Dommerholt
Arie Eikelboom: „Een compositie als ”Jesu, meine Freude” kun je onmogelijk goed begrijpen zonder kennis te hebben van het theologisch klimaat van die tijd en van de muziekopvatting van Bach.” Foto RD, Anton Dommerholt

Met Bach is Eikelboom (1948) vanaf zijn jeugd vertrouwd geweest. Geboren in een gereformeerd gezin, groeide hij op bij psalmen, harmonium en kerkorgel. „Via het orgelspelen kwam ik vanzelf bij Bach.” Door zijn muziekopleiding -hij studeerde schoolmuziek, kerkmuziek, klavecimbel, orgel, muziektheorie en muziekwetenschap- ging hij op een meer wetenschappelijke manier naar de kerkmuzikale composities uit de barok kijken, terwijl zijn koor Magister Cantat uit Schiedam hem stimuleerde om de vocale werken van Bach uit te voeren; het eerste werk dat hij dertig jaar geleden met het koor instudeerde, was ”Jesu, meine Freude” (BWV 227).Inmiddels ligt er een lijvig proefschrift, dat Eikelboom donderdag aan de Rijksuniversiteit Groningen verdedigt. In zijn onderzoek -dat bij Boekencentrum in een handelseditie verschijnt- stelt de Hagenaar met nadruk dat het van het grootste belang is de kerkmuzikale composities van Bach te bezien vanuit de situatie van die tijd. „Een compositie als ”Jesu, meine Freude” kun je onmogelijk goed begrijpen zonder kennis te hebben van het theologisch klimaat van die tijd en van de muziekopvatting van Bach.”

De context waarin Bach componeerde, komt vooral tot uitdrukking in het doel dat de componist met zijn werk had. „Het ging Bach nooit alleen om de esthetische ervaring. Hij schreef tot eer van God en tot lering van de luisteraar. Dat is precies wat Luther het doel van de muziek noemde: de Bijbel tot leven wekken. ”Jesu, meine Freude” heb ik dan ook bestudeerd als een ambachtelijk eerbetoon aan God en een exegetisch commentaar op de tekst.”

Bijzondere structuur
BWV 227 is een bijzondere compositie, stelt Eikelboom. „Het is van de zeven bewaard gebleven motetten van Bach het enige waarin een Bijbeltekst, een deel van Romeinen 8, gecombineerd wordt met een compleet luthers lied, het gelijknamige koraal van Johann Franck. Daarbij is het het enige motet dat voor een drie- tot vijfstemmig koor is geschreven. Bovendien heeft het een bijzondere structuur: de compositie bestaat uit elf delen, waarbij Bach begint en eindigt met een koraal, en precies in het midden een fuga laat klinken, dé vorm waarmee Bach z’n kunnen toont.”

Belangrijker dan de symmetrische vorm van de compositie is volgens Eikelboom echter dat Bach op alle mogelijke manieren theologische motieven in zijn muziek verwerkt. Het aantal maten, de toonsoort, de maatsoort, de verschillende intervallen in de muziek, het aantal stemmen die zingen: met alles heeft Bach een diepe bedoeling gehad, aldus Eikelboom.

Als het gaat om de toonafstanden (intervallen), deed de promovendus naar zijn zeggen een belangrijke ontdekking. „De analyses laten zien dat Bach een interval soms als een directe illustratie bij een woord gebruikt. De toonafstand kwint komt dan voor bij Jezus, de kwart bij de Heilige Geest en het octaaf bij God.” Ook zou Bach met het aantal maten van een onderdeel, of met het aantal keren dat hij een muzikale figuur gebruikt, regelmatig verwijzen naar de Psalmen. „Als in de bewerking van de eerste strofe, met de tekst ”Jesu, meine Freude”, 33 keer de zogenaamde figura corta wordt gebruikt, verwijst Bach daarmee naar Psalm 33, die de vreugde als thema heeft.”

Is dit niet tamelijk speculatief?

„Dat is natuurlijk wat ze me tijdens de verdediging gaan vragen. Natuurlijk blijft het gissen, maar ik probeer elke speculatie met argumenten te onderbouwen. Als ik in het laatste hoofdstuk het aantal maten van de hele compositie optel, dat zijn er 465, dan kom ik niet verder dan een poging tot duiding. Het getal 465 komt dan ook slechts één keer elders bij Bach voor. Het is de som van de letters van de aria ”Auf ihm magst du es wagen” uit cantate BWV 107. Maar kom je bijvoorbeeld de getallen 14 en 41 tegen, dan kun je met zekerheid stellen dat Bach daar iets mee heeft willen zeggen.”

Bach is groot geworden in een wereld waarin het getal een symbool was, stelt Eikelboom met nadruk. „Lees de theologische en muzikale bronnen uit de tijd van Bach, vooral het werk van Andreas Werckmeister, en je ziet dat bijna elk getal ergens voor stond. Zei je bijvoorbeeld 24, dan dacht je aan de 24 oudsten in de hemel; 24 staat dus voor de eschatologie. Vervolgens kijk je met die kennis naar het vierde deel van het motet, met de tekst uit Romeinen 8:2 over de wet van de Geest die vrijmaakt. Dat onderdeel heeft 24 maten. Daarmee verwijst Bach naar mijn inzicht naar het eschatologische aspect van die tekst: in de hemel geldt de wet van de zonde en de dood niet meer. Zo’n stuk móét eenvoudigweg in 24 maten, en niet in 25.”

Niet alleen groeide Bach op met de wereld van de getallen, hij speelde er ook mee. „Het is bijvoorbeeld bekend dat Bach en Johann Walther elkaar canons toestuurden waarin allerlei boodschappen verstopt zaten. Ook Picander, de man die veel teksten voor Bach heeft geschreven, stuurde gedichten naar de Thomascantor, die de raadsels eruit moest zien te halen. Welnu, mijn onderzoek maakt duidelijk dat Bach ook in ”Jesu, meine Freude” allerlei theologische boodschappen heeft verwerkt. Daarmee is de compositie een zogenaamd lusus ingenium (spel voor het verstand).”

Oefenmateriaal
In zijn onderzoek stelt Eikelboom dat Bach zijn motet naar alle waarschijnlijkheid schreef als oefenmateriaal voor de jongens van de Thomasschule. „Het stuk werd niet gebruikt in de eredienst, dat is vrijwel zeker. De motetvorm was in die dagen verdrongen door de cantate. De motetten die nog wel in de lutherse eredienst in Leipzig klonken, waren van de hand van andere componisten. Alles wijst er mijns inziens op dat Bach het stuk als geheel aan het eind van zijn leven voor educatieve doeleinden heeft gemaakt. In de compositie is dan ook de kern van de lutherse theologie verwoord, waarmee de jongens op die manier vertrouwd raakten. Een soort catechese dus.”

Bachs opvolgers aan de Thomasschule hebben de motetten nooit geschrapt van de repetitieroosters. En ook in andere kringen bleef men deze composities waarderen, terwijl Bachs andere vocale composities al in zijn tijd weerstand opriepen en na zijn dood uit het repertoire voor kerkelijk gebruik verdwenen. „De motetten speelden bij de herontdekking en herwaardering van Bachs vocale composities, aan het begin van de 19e eeuw, dan ook een belangrijke rol”, aldus Eikelboom.

Wat is de actualiteit van een gespecialiseerd onderzoek naar een motet van Bach?

„Wie mijn boek heeft gelezen, gaat bewuster naar de muziek van Bach luisteren. Ik heb het daarom expres in het Nederlands geschreven, ondanks het feit dat de meeste publicaties in het Bachonderzoek in het Duits verschijnen. Als je in mijn onderzoek hebt gezien waarom Bach in een meerstemmig stuk ineens een deel eenstemmig laat zingen, veer je op als je iets dergelijks tegenkomt in de cantate ”Ein feste Burg”. Je wordt oplettend als luisteraar. Mensen in die tijd waren gepokt en gemazeld in de muzikale taal die Bach hanteert. Wij zijn dat kwijtgeraakt. Een rationalistische analyse van zo’n compositie kan erbij helpen de boodschappen die erin verborgen zitten te leren verstaan.”

Welke uitvoering van BWV 227 is u dierbaar?

„De manier waarop Philippe Herreweghe met zijn Chapelle Royale dit motet uitvoert, vind ik heel mooi. En natuurlijk de manier waarop m’n eigen koor het stuk zingt.”

Stellingen

Bij zijn proefschrift formuleerde Arie Eikelboom twaalf stellingen, waarin hij onder andere de brug slaat naar de kerkmuziek in Nederland.

Stelling 6: Nederlandse calvinistische predikanten (vooral ter rechterzijde) hebben zich bij de keuze van de berijmde psalmen in kerkdiensten vaak laten leiden door het schema van de Heidelbergse Catechismus: ellende, verlossing en dankbaarheid.

Stelling 7: De keuze van strofen uit de psalmen volgens het schema van de Heidelbergse Catechismus heeft een speciale Nederlandse wijze van orgelbegeleiding van psalmgezang als gevolg gehad.

Stelling 8: De beperking van de kerkzang tot het berijmde psalter heeft ertoe geleid dat de psalmen hier te lande persoonlijke geestelijke liederen zijn geworden.

Stelling 9: Hymnologie en muzikale vorming dienen deel uit te maken van de opleiding tot predikant.

Stelling 10: Luthers opvatting dat de bijbel een levende bron voor het geloof wordt als de tekst daarvan ’inn Schwanck geht’, heeft als consequentie dat een predikant die niet kan zingen een contradictio in terminis is.



Lees en luister hier:

Motet ”Jesu, meine Freude”

  1. Jesu, meine Freude,
    Meines Herzens Weide,
    Jesu, meine Zier,
    Ach wie lang, ach lange
    Ist dem Herzen bange
    Und verlangt nach dir!
    Gottes Lamm, mein Bräutigam,
    Außer dir soll mir auf Erden
    Nichts sonst Liebers werde.

Es ist nun nichts Verdammliches an denen, die in Christo Jesu sind, die nicht nach dem Fleische wandeln, sondern nach dem Geist.

  1. Unter deinem Schirmen
    Bin ich vor den Stürmen
    Aller Feinde frei
    .Laß den Satan wittern,
    Laß den Feind erbittern,
    Mir steht Jesus bei.
    Ob es itzt gleich kracht und blitzt,
    Ob gleich Sünd und Hölle schrecken:
    Jesus will mich decken.

Denn das Gesetz des Geistes, der da lebendig macht in Christo Jesu, hat mich frei gemacht von dem Gesetz der Sünde und des Todes.

  1. Trotz dem alten Drachen,
    Trotz des Todes Rachen,
    Trotz der Furcht darzu!
    Tobe, Welt, und springe,
    Ich steh hier und singe
    In gar sichrer Ruh.
    Gottes Macht hält mich in acht;
    Erd und Abgrund muss verstummen,
    Ob sie noch so brummen.


Ihr aber seid nicht fleischlich, sondern geistlich, so anders Gottes Geist in euch wohnet. Wer aber Christi Geist nicht hat, der ist nicht sein.

  1. Weg mit allen Schätzen!
    Du bist mein Ergötzen,
    Jesu, meine Lust!
    Weg ihr eitlen Ehren,
    Ich mag euch nicht hören,
    Bleibt mir unbewusst!
    Elend, Not, Kreuz, Schmach und Tod
    Soll mich, ob ich viel muss leiden,
    Nicht von Jesu scheiden.


So aber Christus in euch ist, so ist der Leib zwar tot um der Sünde willen; der Geist aber ist das Leben um der Gerechtigkeit willen.

  1. Gute Nacht, o Wesen,
    Das die Welt erlesen,
    Mir gefällst du nicht.
    Gute Nacht, ihr Sünden,
    Bleibet weit dahinten,
    Kommt nicht mehr ans Licht!
    Gute Nacht, du Stolz und Pracht!
    Dir sei ganz, du Lasterleben,
    Gute Nacht gegeben.


So nun der Geist des, der Jesum von den Toten auferwecket hat, in euch wohnet, so wird auch derselbige, der Christum von den Toten auferwecket hat, eure sterbliche Leiber lebendig machen um des willen, dass sein Geist in euch wohnet.

  1. Weicht, ihr Trauergeister,
    Denn mein Freudenmeister,
    Jesus, tritt herein.
    Denen, die Gott lieben,
    Muss auch ihr Betrüben
    Lauter Zucker sein.
    Duld ich schon hier Spott und Hohn,
    Dennoch bleibst du auch im Leide,
    Jesu, meine Freude.

Vertaling (J. W. Schulte Nordholt)
1. Jezus, mijn verblijden
voor mijn hart de weide,
waar het vrede vindt,
’t hart dat in verlangen
naar U is bevangen,
dat U zo bemint.
Lam, o kom, mijn bruidegom.
Buiten u is niets op aarde
Zo beminnenswaardig.


Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest.

  1. Als Gij mij wilt hoeden,
    ben ik voor het woeden
    van de vijand vrij.
    Laat de satan tieren
    en zijn zege vieren
    Jezus staat mij bij.
    Lijkt het wel of dood en hel
    over mij schijnt los te breken,
    Jezus is mijn vrede.


Want de wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt, van de wet der zonde en des doods.

  1. Oude slang wat raast gij?
    Muil des doods wat blaast gij?
    Wereld, raas en tier,
    vrees die mij wil dwingen,
    hoor ik sta te zingen
    onbekommerd hier.
    Want Gods macht die houdt de wacht,
    aarde en afgrond moeten zwijgen,
    hoe zij mij ook dreigen.


Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar in de Geest, althans, indien de Geest Gods in u woont. Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe.

  1. Wat gij ook aan schatten,
    wereld, moogt bevatten
    Jezus is mijn lust
    Ach, wat zou ik wensen
    eer en hoop der mensen
    elders is mijn rust.
    Smaad en nood en kruis en dood
    zal mij, wat ik ook moet lijden,
    niet van Jezus scheiden.


Indien Christus in u is, dan is wel het lichaam dood vanwege de zonde, maar de geest is leven vanwege de gerechtigheid.

  1. Goede nacht, o zinnen,
    die de wereld minnen,
    weg uit het gezicht.
    Goede nacht, o zonden,
    zie gij ligt gebonden,
    komt niet meer aan ’t licht.
    Goede nacht, gij trots en pracht,
    en, mijn goddeloze leven,
    goede nacht voor eeuwig.


En indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest, die in u woont.

  1. Wat zou ik nog treuren,
    als de Heer der vreugde,
    Jezus, binnenschrijdt! Zij die God beminnen
    zullen vreugde winnen
    ook uit bitterheid.
    Of mij ’t kwaad naar ’t leven staat,
    toch zijt Gij ook in mijn lijden,
    Jezus, mijn verblijden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer