Janine Jansen
Er zijn uitvoerende kunstenaars die het vastleggen van hun Bachinterpretaties zo lang mogelijk uitstellen. Als belangrijkste reden daarvoor wordt dan opgegeven dat Bach zo verschrikkelijk moeilijk is, of ook wel dat Bach moet ’rijpen’.
Toch zijn er gelukkig ook solisten die daar anders over denken. Zoals de Nederlandse violiste Janine Jansen, die bezig is ook buiten de grenzen een stevige carrière op te bouwen. Na twee jaar geleden een prachtige Vivaldi-cd te hebben opgenomen, komt zij nu met een Bachprogramma dat niet alleen uitblinkt in originaliteit, maar ook bovengenoemde bewering over ”rijpen” ontkracht.Als je maar talent hebt; en dat is bij haar geen probleem. Je moet toch wel iets bijzonders te vertellen hebben, wil je de dertig twee- en driestemmige inventies in een bezetting voor strijkinstrumenten uitvoeren. De eerste vijftien klinken op viool en altviool en in de tweede reeks komt daar een cello bij.
Vanaf de eerste inzet werd ik geboeid door de uiterst zorgvuldige aanpak. Hier is geen noot over het hoofd gezien. Alles komt keurig op z’n plaats, met uitgekiende fraseringen en een logische verdeling van sterke en zachte passages. Ondanks deze precisie klinken deze inventies nergens gekunsteld, wel heel fijnzinnig, als miniaturen.
Ik vind Janine Jansen als speler van kamermuziek nu al op een niveau staan dat maar door weinigen wordt bereikt. Tussen beide series in speelt zij Bachs tweede vioolpartita, waarvan de beroemde en beruchte Chaconne het laatste deel vormt. Wat zij hier doet, is uniek. Niet alleen speelt zij het stuk technisch onberispelijk, maar zij weet de luisteraar ook te ontroeren door haar natuurlijke en onopgesmukte spel. Precies rijp genoeg dus. Puur meesterschap!
N.a.v. ”Janine Jansen, Maxim Rysanov, Torleif Thedéen - Bach inventions & partita”, viool en cello; Decca (475 9968 DH); € 19,90.