Ten aanzien van de Hersteld Hervormde Kerk werd deputaten opgedragen om „vanuit de geestelijke herkenning” over en weer „door te spreken over het functioneren van de gereformeerde belijdenis in de prediking en in de bediening en beleving van de sacramenten” en over „de inhoud en het functioneren” van de kerkorde van de Nederlandse Hervormde Kerk uit 1951.De synode gaf deputaten daarnaast de opdracht om samen met de delegatie van de Hersteld Hervormde Kerk te onderzoeken „op welke wijze samenwerking met eventueel kanselruil mogelijk is.”

Ook het overleg met de Gereformeerde Bond binnen de Protestantse Kerk in Nederland wordt voortgezet. De synode droeg deputaten op om daarin te bespreken „hoe we elkaar tot steun kunnen zijn in het bewaren en doorgeven van het gereformeerde erfgoed.” Verder dienen zij de lokale kerken „in overleg met het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond” duidelijk te maken „welke mogelijkheden er zijn om plaatselijk samen te werken of kerkelijk samen te leven met gemeenten van gereformeerdebondssignatuur en welke kansen samenwerking en kerkelijk samenleven bieden, bijvoorbeeld in missionair en diaconaal opzicht.”

Synodepreses ds. D. Quant (Huizen) sprak de hoop uit dat het genomen besluit „mag leiden tot versteviging van de banden” met de Gereformeerde Bond. „Want de contacten komen toch nog niet zo goed van de grond. Dat is jammer.”