Verdeeld over een ongedeelde stad
De ChristenUnie debatteert zaterdag op het ledencongres in Zwolle over de vraag of de partij zich moet uitlaten over de status van Jeruzalem. De partijtop meent van wel, de afdeling Lelystad en de CU-jongeren van niet. Een overzichtelijk vraagstuk, zo lijkt het. Maar schijn bedriegt. Bloedgroepen spelen hier een rol, alsmede tegenstrijdige Schriftvisies.
ChristenUnie en SGP staan beide bekend als partijen die pal staan voor Israël. Bij de SGP staat het Israëlstandpunt niet ter discussie, bij de ChristenUnie wel. Het debat woedt al sinds de fusie tussen RPF en GPV. Een groot deel van de leden, vooral ex-RPF’ers, ziet Israël als het beloofde land met Jeruzalem als hoofdstad. De RPF sprak vroeger over Israël als „een Godswonder” en pleitte voor een ongedeeld Jeruzalem als hoofdstad van Israël.Een ander deel van de leden, voornamelijk ex-GPV’ers, vindt dat een Nederlandse partij daarover geen mening mag hebben. De GPV erkende vroeger wel dat er „oude vriendschapsbetrekkingen” zijn tussen Nederland en Israël en sprak daarnaast verbondenheid uit met het Joodse volk, „uit wie de Christus is voortgekomen.” ChristenUniepartijvoorzitter Blokhuis omschreef de twee benaderingen in het ND eens als volgt: „Zo bezien drukte de RPF zich geestelijk uit en het GPV meer in politieke termen.”
De discussie over het Israëlstandpunt van de ChristenUnie laaide eind vorig jaar weer op, in aanloop naar het partijcongres waarop het verkiezingsprogramma zou worden vastgesteld. In dat programma handhaafde de partij een eerder gebruikte passage: „De Nederlandse ambassade dient in Jeruzalem, de ongedeeld hoofdstad van de staat Israël, te worden gevestigd.”
Die uitspraak over de status van Jeruzalem zit de CU-kiesvereniging Lelystad en CU-jongerenorganisatie PerspectieF als een graat in de keel. Onafhankelijk van elkaar dienden ze vorig jaar een amendement in om de gewraakte passage uit het verkiezingsprogramma te schrappen. De betrokkenheid van de afdeling Lelystad is niet geheel toevallig, meent een ingewijde. De kiesvereniging telt een aantal „geharnaste vrijgemaakten”, ex-GPV’ers dus die vinden dat de ChristenUnie zich niet moet uitspreken over de status van Jeruzalem.
Voorzitter ir. H. van der Molen van de afdeling Lelystad bevestigt dat zijn kiesvereniging „relatief veel” vrijgemaakte leden heeft. „Ik neem aan dat hun achtergrond een rol heeft gespeeld in de discussie.” Hij tekent daar wel bij aan dat de afdeling niet bewust heeft willen teruggrijpen naar het oude GPV-gedachtegoed.
Theologische twist
De CU-partijtop kwam direct in het geweer tegen de amendementen en regelde met de initiatiefnemers dat de wijzigingsvoorstellen van tafel zouden gaan in ruil voor een discussie over het Israëlstandpunt op een later moment. Die discussie vindt vandaag plaats op het ledencongres. In aanloop naar dat congres heeft zowel de kiesvereniging Lelystad als PerspectieF hun argumentatie in een notitie op een rijtje gezet.
De partijtop vindt, wat er ook gebeurt vandaag, dat het debat niet moet uitmonden in een theologische twist over de interpretatie van Bijbelteksten. Partijleider en ex-RPF’er Rouvoet zei daarover in juni het volgende: „Van Middelkoop (GPV, KdG) en ik ontdekten bij de totstandkoming van de ChristenUnie dat je in je argumentatie kunt verschillen, maar het politiek toch eens kunt worden. (…) Waar we dus als partij voor moeten uitkijken, is dat de vraag in hoeverre je argumenten kunt baseren op Bijbelteksten, scheidend gaat werken.”
Maar de theologie buiten het debat laten, kan helemaal niet. De afdeling Lelystad wijst erop dat het partijbestuur het ongedeelde karakter van Jeruzalem op de Bijbel baseert. „Bijbelse en historische gronden zouden de claim van Israël op geheel Jeruzalem rechtvaardigen.” De kiesvereniging plaatst daar schriftuurlijke kanttekeningen bij. De (land)beloften aan Israël zijn in de nieuwtestamentische bedeling niet meer beperkt tot het volk Israël, „maar tot allen die in de Heer geloven.”
Bijbelse gronden voor een exclusieve claim van Israël op het gehele Jeruzalem ontbreken, concludeert Lelystad. Evenmin zijn daarvoor volkenrechtelijke gronden. De kiesvereniging wil daarmee overigens niet beweren dat Jeruzalem per definitie moet worden gedeeld. Het is immers aan Israël om dat te bepalen.
Open houding
De ChristenUniejongeren komen in hun ”Scripta Israël” op precies hetzelfde punt uit als Lelystad. PerspectieF baseert zich niet op een bepaalde theologische visie, maar grijpt direct naar het volkenrecht. „Een partijstandpunt waarin staat dat Jeruzalem de ongedeelde hoofdstad van Israël is, past niet bij een open houding in het vredesproces, aangezien het bespreking van die deling bij voorbaat onmogelijk maakt”, schrijven de jongeren. In hun scripta weerklinkt even verderop een echo uit het GPV-verleden van de CU: „Het ene land moet niet voor het andere land bepalen wat het met zijn hoofdstad doet.”
Ook de CU-jongeren wijzen erop dat het partijbestuur van de ChristenUnie het standpunt in het verkiezingsprogramma baseert op een bepaalde theologische visie, namelijk die van de filosemieten. Die stellen dat Israël het heilige land van de Joden is en dat de Joden een rechtmatige claim hebben op het land, inclusief Jeruzalem.
Het partijstandpunt lijkt dus vooral gebaseerd op het RPF-gedachtegoed. Dat verklaart waarom het verzet er tegen vooral uit de hoek van voormalige GPV’ers komt, daarbij gesteund door de CU-jongeren.
ChristenUnie-Kamerlid Voordewind bestrijdt dat het partijstandpunt is ingegeven vanuit een bepaalde theologische visie. „Uitgangspunt is de culturele, religieuze en historische verbondenheid die wij als christenen hebben met Israël.” Evenals Rouvoet blijft Voordewind het liefst ver bij een theologische discussie vandaan. „Als het debat op het congres die kant opgaat, zal ik het congres erop wijzen dat ze me aanspreken als politicus.”
Dat een Nederlandse partij zich niet moet uitspreken over de hoofdstad van een ander land, bestrijdt het Kamerlid. „Tijdens de Koude Oorlog bemoeiden we ons bijvoorbeeld ook met de status van Berlijn.”
Grote steun
Voordewind heeft er, net als de partijleider en de partijvoorzitter, geen behoefte aan om het standpunt te wijzigen. „Nog niet zo lang geleden hebben we met grote steun het verkiezingsprogramma vastgesteld. Dat geldt voor vier jaar.”
Het Kamerlid gaat ervan uit dat een „ruime meerderheid” van de achterban het eens is met het officiële partijstandpunt. PerspectieF-voorzitter Havelaar daarentegen claimt steun uit de volle breedte van de partij voor de visie van de jongerenorganisatie. „Ik kan geen cijfers noemen, maar velen staan positief tegenover onze argumentatie. Ook oudgedienden uit de partijtop.”
Voordewind denkt dat de discussie over Israël niet breed leeft in zijn partij. „In een partijpoll kwam dit onderwerp niet bepaald als belangrijkste uit de bus.” Havelaar wijst erop dat de sessie over Israël op het congres als enige is volgeboekt. „Mensen willen hierover praten. Ze vinden het wel degelijk belangrijk.”
De PerspectieF-voorzitter hoopt op een „genuanceerde discussie” op het congres. Tot een standpuntwijziging zal de beraadslaging vandaag zeker niet leiden. Al was het maar omdat een ledencongres daartoe niet is bevoegd. Alleen een zogeheten Uniecongres kan standpunten veranderen. Havelaar hoopt dat het ledencongres zo veel steun uitspreekt voor zijn visie dat het onderwerp toch op de agenda van een Uniecongres komt.
Een standpuntwijziging is overigens ook niet urgent, stelt Voordewind. „Ik zie het niet gebeuren dat Israël zelf voor de totstandkoming van het volgende ChristenUnieverkiezingsprogramma besluit om Jeruzalem op te delen.”