Van bromsnor tot scherpschutter
Titel: ”De geschiedenis van de Nederlandse politie”
Auteur: Cyrille Fijnaut
Uitgeverij: Boom, Amsterdam, 2007
ISBN 978 90 8506 2745
Pagina’s: 187
Prijs: € 19,50.
Platte petten typeerden de politie anno 1966. De agenten in de rook van de bom die bij het huwelijk van prinses Beatrix en Claus ontplofte, waren niet opgewassen tegen de maatschappelijke ontwikkelingen van de jaren zestig. De foto is illustratief voor het boek dat politiedeskundige prof. C. Fijnaut schreef. „De samenspraak tussen burgemeester, de korpschef en het openbaar ministerie was verre van optimaal.” In zes pakkende hoofdstukken vat de Tilburgse hoogleraar Fijnaut de historie van de politie van 1810 tot en met 2005 samen. De organisatie van de Nederlandse politie werd zo’n anderhalve eeuw geleden fel bediscussieerd. „In het bijzonder het feit dat Nederland nu niet één, maar twee rijkspolitiekorpsen rijk was -een militair korps dat werd beheerd door het departement van Oorlog, en een burgerlijk korps dat viel onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Justitie en het openbaar ministerie- bleef discussie uitlokken. Hield dit niet het risico van scherpe rivaliteiten en harde conflicten tussen beide korpsen in?”
Die discussie zou blijven, al is er in de bijna 200 jaar die de politie oud is veel veranderd. Het vervoeren van de arrestanten met paard-en-wagen vertoont nauwelijks nog overeenkomsten met de gevreesde Volvo’s van het Korps landelijke politiediensten (KLPD) - of het moeten de vier wielen zijn. En wie de ’bromsnorren’ uit het begin van de twintigste eeuw legt naast de in donkerblauw geklede scherpschutter van de Dienst Speciale Interventies (DSI) zal uiterlijk weinig overeenkomsten zien.
Maar wie kijkt naar de man achter het uniform, ziet een organisatie die voortdurend in beweging is om de wetsovertreder een stap voor te blijven. Het verschil tussen de Rotterdamse commissaris W. Voormolen, die de Bereden Brigade oprichtte en de Rotterdamse politie reorganiseerde, en hoofdcommissaris F. Perrick is dan maar klein.
Perrick pleitte in 1968 „in de fameuze brochure ”Naar een nieuw politiebestel” voor de oprichting van een nationaal politiekorps dat zodanig soepel was georganiseerd dat executief het zwaartepunt op lokaal niveau zou blijven liggen.” Het zou nog bijna een kwarteeuw duren voor er iets veranderde.
Doodstraf
Een heet hangijzer in de politiehistorie is de Tweede Wereldoorlog. Politieonderzoeker G. Meershoek beschreef het probleem eerder uitgebreid in zijn proefschrift met de veelzeggende titel ”Dienaren van het gezag”. In hoofdstuk ”De harde hand van Rauter” zet Fijnaut nog eens kort en bondig uiteen hoe een en ander lag. Beetje bij beetje werd de politie genazificeerd. Berucht werden onder meer de ”Schalkhaarders”, het Politie-Opleidingsbataljon dat een basale politietraining kreeg en tegelijk nationaalsocialistisch gevormd werd.
Na de oorlog werd 11 procent van de agenten ontslagen en ruim 7 procent disciplinair gestraft. „Tegen enkele tientallen werd de doodstraf geëist. Zes van hen werden uiteindelijk ter dood veroordeeld en metterdaad geëxecuteerd.”
Dat er agenten bij het verzet betrokken waren, staat buiten kijf. „De schaal waarop deze vorm van verzet werd geboden, valt nu vanzelfsprekend niet meer te reconstrueren. Dit had vrij kort na de bevrijding moeten gebeuren.”
Kortsluiting
Waren voor de oorlog verschillende politiekorpsen actief -zoals de Koninklijke Marechaussee, het Korps Politietroepen, de Gemeentepolitie en de veldwachten- na de oorlog bleef de organisatorische chaos ruim tien jaar bestaan. In de Politiewet 1957 werd vastgelegd dat de politie bestond uit het Korps Rijkspolitie en de Gemeentepolitie, al zou de Koninklijke Marechaussee een belangrijke rol blijven spelen.
De roerige jaren zestig zetten druk op de politieketel. „De opleiding, de uitrusting en de oefening van de mobiele eenheid lieten in het algemeen trouwens veel te wensen over, niet alleen in Amsterdam, maar in heel Nederland.” De provo’s hadden eigenlijk vrij spel in de hoofdstad, zo vat de schrijver samen. „Hun beweging dankte haar succes in niet geringe mate aan het tekort aan professionaliteit bij het Amsterdamse korps. De gebrekkige aansluiting van de politie op de maatschappelijke ontwikkelingen was hier op een kortsluiting uitgelopen.”
Uiteindelijk mondden herzieningen en aanpassingen in 1992 uit in de opheffing van gemeente- en rijkspolitie en de oprichting van 26 politiekorpsen - één voor het hele land en 25 voor de verschillende regio’s. Dat de plannen van het kabinet om de politie te reorganiseren niets nieuws onder de zon zijn, maakt het boek wel duidelijk. De lijn waarbij vele kleine organisaties opgaan in één grote is eveneens overduidelijk aanwezig.
Toppunt
Fijnaut is een deskundige op dit terrein. Bijna dertig jaar geleden promoveerde hij op een onderzoek naar de politieke geschiedenis van de politie. Sindsdien heeft hij tal van publicaties over de Nederlandse politie op zijn naam gezet. Het boek ”De geschiedenis van de Nederlandse politie” maakt deel uit van een serie van vijf publicaties. Samen met deelstudies over onder meer de voormalige gemeente- en rijkspolitie biedt het een boeiend overzicht van bijna 200 jaar politiewerk.
Zoals vrijwel alle uitgaven van Boom, is het boek uitstekend verzorgd. Tientallen foto’s illustreren de veranderingen bij de politie. Een redelijk compleet overzicht aanbevolen literatuur en een personenregister maken het boek tot een handig opstapje voor verder onderzoek. Een zakenregister ontbreekt helaas, al maakt de uitgebreide inhoudsopgave dat deels goed.
Opvallend is de kritiek die de hoogleraar haast tussen neus en lippen door geeft. „Hoezeer een zo verdeeld politiebestel haaks stond op een adequate organisatie van het politieoptreden, bleek echter nog het duidelijkst bij de gerichte bestrijding van terroristisch geweld. (…) De organisatie van de Bijzondere Bijstandseenheden werd door die verdeeldheid nodeloos ingewikkeld. Naast een scherpschutterseenheid bij het Korps Rijkspolitie kwam er -los van de ”close combat”-eenheid bij het Korps Mariniers- ook zo’n eenheid bij de krijgsmacht onder de leiding van de Koninklijke Marechaussee. Laatstgenoemde dienst richtte bovendien op eigen houtje de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten op. (…) Toppunt was dat er geen centrale commandovoering werd georganiseerd.”
Voorlaatste stap
Het boek biedt meer dan alleen de geschiedenis. In het laatste, samenvattende hoofdstuk breekt de hoogleraar een lans voor één nationale politie. „Het zal naar mijn vaste overtuiging leiden tot de vorming van een ongedeelde reguliere politie die op een consistente en coherente wijze kan worden bestuurd en geleid. De politiehervorming die het huidige kabinet heeft aangekondigd, is wellicht de voorlaatste stap in deze richting. Alleen zo’n politie kan in elk geval op een professionele manier beantwoorden aan de menigvuldige eisen die er in een open en dynamische samenleving aan worden gesteld.”