Binnenland

Het verleden vergeten om te overleven

AMERSFOORT - Bommen, explosies, geweerschoten. Bijna alle bewoners van het asielzoekerscentrum (azc) in Amersfoort maakten het van dichtbij mee. Dinsdag presenteerde Unicef een rapport over het effect van explosieven op het leven van kinderen. Hoe gaan azc-bewoners met de herinneringen om?

Corina de Vos
13 November 2007 12:08Gewijzigd op 14 November 2020 05:16

De donkere Laurent rent de trap van het azc in Amersfoort op. Beleefd geeft hij een hand. Drie maanden woont hij nu hier. Zijn vader en moeder zijn vermoord in Congo.Laurent heeft zwart kroeshaar, een snorretje en draagt een goudkleurige ketting. Hij ziet eruit als een volwassen man. Alleen zijn lengte verraadt dat hij dat niet is. Met zijn oma, zusje en enkele neefjes en nichtjes woont hij in een van de appartementen. De muren zijn kaal, op de vloer ligt zeil en er staan rode plastic stoelen. Er hangt een etenslucht.

Met zijn gestreepte blouse, ribbroek en bruine schoenen ziet de jonge vluchteling er verzorgd uit. Hij spreekt al goed Nederlands. Peinzend rolt hij de zoom van zijn blouse op. „In Congo was het oorlog. Op een middag haalden mensen mijn ouders op. Mijn vader en moeder gingen met hen mee. Later kregen we het bericht dat ze overleden waren. De kans was groot dat wij ook problemen zouden krijgen. Daarom vluchtten we naar een kamp in Tanzania”, vertelt hij.

De jongen en zijn familie kregen van de Nederlandse regering een vluchtelingenstatus. Laurent is blij dat hij nu in Nederland is. Hier voelt hij zich veilig. „Ik maakte nooit explosies van dichtbij mee. Toch vechten de mensen in Congo elke dag. In Nederland hoef ik gelukkig niet bang meer te zijn.”

Hij zegt weinig te denken aan het verleden. „Ik droom over de toekomst. De Bijbel zegt dat het goed is om niet terug-, maar vooruit te kijken.”

Ditty Gunter uit Amersfoort bezoekt het azc wekelijks. „Ik zit in de evangelisatiecommissie van de gereformeerde gemeente. Daarom bezoek ik regelmatig vluchtelingen. Elke zondag gaat er een aantal mee naar de kerk.” Ze vertelt dat meer dan de helft van de mensen „zeer getraumatiseerd” is. „Bijna elke nacht beleven ze de oorlogservaringen weer. Een man van 23 jaar schrikt nog regelmatig wakker. Hij droomt dan over wat jaren geleden gebeurde. Zijn trommelvlies raakte beschadigd door grote explosies. Hij gaat niet naar een psychiater, want hij wil niet over vroeger praten.”

Mwanue is zestien jaar. Met zijn ouders, broertjes en zusjes woont hij in een appartement in het azc. Het is er erg warm, 23,5 graden, vertelt de thermometer. De familie is duidelijk nog niet gewend aan het koude Nederland. De taal spreken gaat hen nog niet zo goed af. Ze begrijpen wel meteen wat „poef, poef, poef” betekent. De moeder van Mwanue doet met haar handen alsof ze om zich heen schiet. „Ja in Congo!” zegt ze. Ze wil er liever niet aan denken. „Het was erg moeilijk, maar hier zijn we vrij.”

Mwanue was nog klein toen hij vanuit Congo naar het vluchtelingenkamp in Tanzania ging. Hij weet er niets meer van. Als zijn vader het woord „Congo” hoort, schudt hij heftig zijn hoofd. Hij maakt een gebaar alsof hij zijn hoofd afhakt. „Mijn vader is daar vermoord. Ik wil er niet aan denken. Daaraan heb ik alleen negatieve herinneringen.”

„Om te overleven, moeten ze het verleden vergeten. Anders kunnen ze nooit meer lachen”, zegt Gunter. „Jonge kinderen herinneren zich meestal niets meer. De oudere, vanaf twaalf jaar, hebben vaak wel een trauma. Christenvluchtelingen zijn niet bang voor de toekomst. Ze weten dat oorlog door de zonde komt, maar ook dat God hen in Nederland bracht. Toch verdwijnen de herinneringen niet. Op nieuwjaarsdag kwam ik bij het azc. De mensen hadden de hele nacht geschreeuwd van angst voor het vuurwerk. Ze dachten dat de oorlog weer begonnen was.”

Laurent zal het verleden ook niet vergeten. „Maar ik hoop vaker aan de toekomst te denken. Als God met mij zal zijn, is het goed. Alleen met Hem kan ik de toekomst in.”

De jongen trekt een velletje van zijn duim. „Dat komt van het gitaar spelen”, zegt hij. Hij gaat op zijn bed zitten en pakt zijn instrument. Al tokkelend vliegen zijn vingers over de snaren. Zijn voet tikt mee op de maat. Zachtjes zingt hij: „Kom maar bij Mij. Vermoeid en belast. Kom maar bij Mij. Ik houd je vast. Kom maar bij Mij. Hier mag je huilen en eindeloos schuilen. Kom maar bij Mij. Ik draag jouw last.”


Laurent heet in werkelijkheid anders. Zijn naam is om privacyredenen achteraf aangepast.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer