Licht
Men gedraagt zich als een ellendige, als men in die toestand tot bidden en smeken komt om van God nederigheid te vragen en ootmoedig te bidden om genade en vergeving van zonden. Want de zonden zijn het toch die hen drukken en die de oorzaak zijn van alle ellende. Het is hen te doen om vergeving, om genade en geen recht.
Daar staan ze dan als een tollenaar voor de Heere. Met Job roepen ze uit: „Heb ik gezondigd, wat zal ik u doen, o Mensenhoeder?”Kwijtschelding van de rechtvaardige toorn. Dit is de last waaronder zij gebukt gaan. Hierover zijn zij ontzet en verbaasd, en dit brengt hen bevende op hun knieën om bewaard te worden van de toekomende toorn en met David te roepen: „O, Heere, straf mij niet in Uw toorn.” Dan komt er enig licht in hun geestelijke blindheid, hulp in hun onmacht. Zij zien dat zij kennis noch vermogen hebben om de weg des levens te vinden. Daarom is hun bidden: „Ontdek mijn oog, dat ik aanschouw de wonderen van Uw wet”, Psalm 119:18.
Om de toevlucht tot Jezus te nemen en het verbond met God te maken, is geloof nodig. Het is Gods werk en Zijn gave en daarom is hun bidden: „…kom mijn ongelovigheid te hulp.” Als een arme, ontblote ziel tot Jezus komt, gedraagt hij zich als een ellendige, met verloochening van alle eigengerechtigheid.
Cornelis van Vollenhoven (”De Waarheid in het binnenste”, 1759)
