Kopstukken uit Chinees partijcomité
PEKING (AP) - Uit het Centraal Comité van de Chinese Communistische Partij verdwijnen vier kopstukken, onder wie de politiek machtige vicepresident, Zeng Qinghong. De conclusie is dan ook dat de 64-jarige president Hu Jintao door het vertrek van de oude garde meer macht krijgt.
Ook de minister van Defensie maakt geen deel meer uit van het Centraal Comité. Vermoedelijk worden de vier vervangen door jongere partijleden. Nu de 68-jarige Zeng uit het Centraal Comité is verdwenen, betekent dit dat hij ook geen zitting meer heeft in het machtige Politbureau of het negen leden tellende Permanente Comité, de organen die in China de dienst uitmaken.Hu heeft de eerste vijf jaar als partijleider controverses weten te vermijden, hoewel hij meermalen overhoop heeft geleden met zijn voorganger als partijleider en president, de nu 81-jarige Jiang Zemin. Vicepresident Zeng kwam uit de stal van Jiang.
Bij de opening van het partijcongres zei Hu dat hij de overheid opener en ontvankelijker wil maken en de economische groei aan banden wil leggen om economische stabiliteit te bereiken. Om zowel de welvaart als de stabiliteit te bevorderen, zullen de lonen worden verhoogd en zal de Communistische Partij, zonder haar monopolie op de politieke macht op te geven, beter naar de bevolking gaan luisteren, aldus Hu.
Hoewel de partij aan haar primaat vasthoudt, zullen de Chinese burgers in 2020, het jaar waarin de Volksrepubliek blijvende economische stabiliteit hoopt te hebben bereikt, „uitgebreider democratische rechten” genieten, zei Hu.
Het is de bedoeling dat Hu op het congres voor een tweede termijn van vijf jaar als partijleider wordt herkozen. Er wordt met spanning uitgekeken naar nieuwe benoemingen, omdat Hu’s invloed binnen de partij kan worden afgemeten aan het aantal getrouwen dat hij op belangrijke posities weet te manoeuvreren. Zo zou hij zijn protégé Li Keqiang een zetel willen bezorgen in het oppermachtige Permanente Comité.
Behalve partijleider en president is Hu voorzitter van het partijcomité dat leiding geeft aan het 2,3 miljoen manschappen tellende Volksbevrijdingsleger. Hij zei dat het absolute gezag van de partij -in plaats van de regering- over het leger een „fundamenteel uitgangspunt” blijft. De grote invloed van het leger op de partij is op het congres duidelijk zichtbaar. Hoewel militairen slechts 2,2 procent van de partijleden uitmaken, zijn ze met 13 procent op het congres vertegenwoordigd.