Universiteiten willen instituut voor patristiek
UTRECHT - De Vrije Universiteit Amsterdam (VU) en de Universiteit van Tilburg werken aan de oprichting van het Instituut voor Patristisch Onderzoek (IPO). Doel is de wetenschappelijke bestudering van de kerkvaders.
Initiatiefnemer van het IPO is prof. dr. Van Geest, bijzonder hoogleraar Augustijnse studies aan de Katholieke Theologische Universiteit te Tilburg/Utrecht. Het is de bedoeling dat het instituut onderzoek gaat doen naar de Noord-Afrikaanse kerkvaders, zoals Tertullianus (ca. 160-ca. 230), Cyprianus (ca. 200-258) en Augustinus (354-430).Het is de bedoeling dat dr. H. A. Bakker, verbonden aan de Evangelische Theologische Hogeschool in Ede en het Center of Evangelical and Reformation Theology (CERT) aan de VU in Amsterdam, voor een periode van een halfjaar twee dagdelen per week voor het IPO gaat werken. Het onderzoeksterrein waarover hij gaat publiceren, is nog niet vastgesteld. Zelf denkt hij aan Cyprianus en de manier waarop christenen dachten over spiritualiteit en het leven als christen.
Dr. Bakker signaleert dat de interesse voor de kerkvaders de laatste jaren toeneemt. Die belangstelling wordt volgens hem „van onderaf” gevoed. „Studenten op het hbo en de universiteit maken kennis met teksten van kerkvaders. Ik zie dat steeds meer studenten van het CERT willen afstuderen op een onderwerp over de Vroege Kerk.”
Ook de huidige positie van de kerk in de samenleving heeft volgens hem tot gevolg dat de kerkvaders meer in de schijnwerpers komen te staan. „Ook in de eerste eeuwen van het christendom was de kerk vrij gemarginaliseerd. In dat opzicht zijn er overeenkomsten tussen vroeger en nu. Een verschil is wel dat de huidige kerk van grote omvang is geweest. Daarvan was in de Vroege Kerk geen sprake.”
In het theologisch onderzoek heeft dogmatiek sterk afgedaan, weet dr. Bakker. Ook dat zou de belangstelling voor de kerkvaders kunnen verklaren. „De dogmatiek was toen nog volop in ontwikkeling. Over allerlei kwesties was discussie.” Ook de missionaire houding van de Vroege Kerk spreekt volgens hem tot de verbeelding.