Ook VS voeren propagandaoorlog
Een van de argumenten van president George Bush senior om in 1990 de Golfoorlog te beginnen waren de plannen van de Iraakse leider Saddam Hussein om na Koeweit ook Saudi-Arabië binnen te vallen. De Iraakse dictator had daartoe 1500 tanks en een troepenmacht van 250.000 man samengetrokken langs de Iraaks-Saudische grens. Washington beschikte over satellietfoto’s die dit aantoonden.
De Amerikaanse pers en media, en de rest van de wereld slikten dit verhaal, behalve de St.-Petersburg Times in Florida. Die wendde zich tot een Russisch bedrijf dat op commerciële basis satellietfoto’s kon leveren. Groot was de verbazing van de krant toen uit die foto’s bleek dat er aan Iraakse kant van de Iraaks-Saudische grens geen enkele Iraakse militair was te bekennen. Het is nuttig om dit verhaal in herinnering te brengen, nu de Amerikaanse regering onder leiding van Bush junior opnieuw met beweringen komt die worden gestaafd door ’inlichtingenbronnen’.
Het gaat ditmaal om aluminiumbuizen die Bagdad geprobeerd zou hebben te bemachtigen. Buizen die vervolgens gebruikt zouden kunnen worden in een kernreactor. Hoe betrouwbaar zijn dergelijke meldingen? Niet al te betrouwbaar, zo vreest oud-parlementariër Lee Hamilton. Hij wijst op het roemruchte ’incident’ in de Golf van Tonkin, waarbij twee Amerikaanse oorlogsschepen in 1964 in internationale wateren voor de Vietnamese kust (Golf van Tonkin) werden aangevallen door Noord-Vietnamese patrouilleschepen.
Het Congres nam dit hoog op en keurde een resolutie goed die president Lyndon Johnson de basis bood om Noord-Vietnam te bombarderen en om troepen naar Zuid-Vietnam te sturen. Vier jaar later moest Washington echter toegeven dat men de zaken in 1964 verkeerd had voorgesteld. De Amerikaanse schepen waren helemaal niet aangevallen, maar waren zelf een aanval op de Noord-Vietnamese patrouilleschepen begonnen. „Feiten zijn niet altijd de feiten zoals zij in dergelijke situaties gepresenteerd worden”, aldus Hamilton, die in zijn Congres-jaren onder andere lid is geweest van de commissie inlichtingen en de commissie buitenland van het Huis van Afgevaardigden.
„Je ziet vaak dat inlichtingen het gewenste politieke doel dienen, in plaats van dat de politiek reageert op inlichtingen. De regering-Bush weet dat men tot nu toe onvoldoende concrete gegevens heeft gepresenteerd om een oorlog tegen Irak te rechtvaardigen. Men zal dus alles aangrijpen om te ’bewijzen’ dat Saddam Hussein uit is op kernwapens en daarom dus moet verdwijnen”, zo meent Hamilton, die er overigens in één adem aan toevoegt dat hij beslist geen bewonderaar is van de Iraakse dictator.
De St.-Petersburg Times nam in 1990 contact op met het ministerie van Defensie om opheldering te vragen over de zogenaamde satellietfoto’s van Washington die niet overeenkwamen met de Russische foto’s. Het ministerie onder leiding van toenmalig minister van Defensie Dick Cheney -momenteel vice-president- gaf geen opheldering, maar raadde de krant aan „ons te vertrouwen.”
De militaire geschiedschrijving is vol van dit soort verhalen, waarbij feiten worden verdraaid (Tonkin) of verzonnen (Golfoorlog) om een geplande oorlog goed te praten. Daarbij gaat men soms heel ver in de misleiding. Zo trad tijdens het begin van de Golfoorlog het 15-jarige Koeweitse meisje Nayirah op in het Congres in Washington. Zij vertelde hoe zij in Koeweit had gezien dat Iraakse troepen een kinderziekenhuis bestormden, daar alle apparatuur weghaalden en 312 baby’s aan hun lot overlieten. Tal van Congresleden spraken uiteraard schande van deze „Hitler-praktijken.” Later bleek het meisje niemand anders dan de dochter van de Koeweitse ambassadeur in Washington die door het pr-bedrijf Hill and Knowlton uitvoerig was geïnstrueerd over haar optreden in het Congres. „De waarheid komt later vaak wel aan het licht, maar veelal is het kwaad dan al geschied”, aldus Hamilton.