De centra kunnen informatie verstrekken over het bestaan van deze cursussen, die worden georganiseerd door particuliere organisaties en door kerken. Burgerlijke gemeenten moeten beoordelen of, en zo ja hoe dergelijke cursussen aandacht en ondersteuning nodig hebben.Dat schrijft minister Rouvoet in een brief die hij donderdag naar de Tweede Kamer stuurde. Daarin reageert hij schriftelijk op de vele vragen die de Kamer woensdag stelde over zijn beleidsprogramma ”Alle kansen voor alle kinderen”.

ChristenUnie-Kamerlid Voordewind stelde vorige week voor om in de centra voor jeugd en gezin huwelijkscursussen aan te bieden. Stabiele relaties tussen echtgenoten leiden tot minder echtscheidingen, minder problemen bij kinderen en minder gevallen van kindermishandeling, zo motiveerde hij zijn voorstel tijdens een debat over wachtlijsten in de jeugdzorg. Volgens Voordewind is het wenselijk aan echtparen die dat willen, tips en adviezen te geven over de wijze waarop ze een stabiele relatie kunnen vormen.

Minister Rouvoet nam het idee van zijn partijgenoot toen niet over. „Dit is niet de primaire taak van de centra voor jeugd en gezin”, zo zei de bewindsman letterlijk. Hij wilde wel een onderzoek laten uitvoeren naar de relatie tussen een echtscheiding en een beroep op de jeugdzorg. Ook in de gezinsnota die hij later dit jaar zal presenteren, zal de bewindsman ingaan op de negatieve aspecten van echtscheiding.

In de brief die hij donderdag naar de Kamer stuurde, toont Rouvoet veel positiever tegenover huwelijks- en relatiecursussen. Hij blijft wel bij zijn standpunt dat de centra de cursussen niet zelf moeten aanbieden, maar in hun functie om ouders als opvoeder te ondersteunen, kunnen de huwelijks- en relatiecursussen „een zinvolle aanvulling vormen.” De centra kunnen echtgenoten die belangstelling hebben voor dergelijke cursussen, doorverwijzen naar organisaties en kerken die deze cursussen aanbieden.

Verder verklaarde Rouvoet donderdag, tijdens de tweede termijn van het debat over zijn beleidsprogramma, dat hij positief staat tegenover verhoging van de leeftijd waarop vrouwen mogen kiezen voor prostitutie van 18 naar 21 jaar.

Het voorstel is afkomstig van PVV-Kamerlid Agema. De overheid kan daarmee volgens haar veel beter de praktijken van loverboys tegengaan. Op dit moment is het lastig aan te tonen of vrouwen van 18 jaar of ouder al dan niet door de loverboys tot prostitutie worden gedwongen. Als de leeftijd waarop vrouwen in de prostitutie mogen werken omhooggaat naar 21, kan de overheid krachtiger optreden tegen deze hedendaagse pooiers.

Rouvoet bespreekt het voorstel met de minister van Justitie.