Buitenland

„Zuster Guilhermina Marçal moet onze premier worden”

DILI - Burgers van het straatarme Oost-Timor kunnen nauwelijks het hoofd boven water houden. Door de burgeroorlog zijn de omstandigheden alleen maar verslechterd. Alle aandacht is gericht op 30 juni, als de bevolking een nieuwe volksvertegenwoordiging kiest. De meeste Timorezen zullen gaan stemmen, maar velen hebben het vertrouwen in hun leiders verloren.

Irene Slegt
22 June 2007 09:39Gewijzigd op 14 November 2020 04:52
DILI – Kinderen in een vluchtelingenkamp in de buurt van de Oost Timorese hoofdstad Dili. De Oost Timorezen gaan op 30 juni naar de stembus, maar veel inwoners hebben het vertrouwen in de politiek verloren. Foto Irene Slegt
DILI – Kinderen in een vluchtelingenkamp in de buurt van de Oost Timorese hoofdstad Dili. De Oost Timorezen gaan op 30 juni naar de stembus, maar veel inwoners hebben het vertrouwen in de politiek verloren. Foto Irene Slegt

Zuster Guilhermina Marçal zit in de bibliotheek van haar klooster in Balide, in de Oost-Timorese hoofdstad Dili. Achter de boekenkast legt een vrouw een deken op de stenen vloer voor het middagslaapje van haar baby, haar andere schamele bezittingen liggen op een hoop in de hoek. Buiten, voor het raam, pruttelt een pot rijst op een houtvuurtje.„Ik heb geen plek meer voor mijzelf”, verzucht de 48-jarige moeder-overste, die de gang van zaken met lede ogen aanziet. Sinds een jaar kamperen honderden families binnen de muren van haar klooster annex internaat voor weesmeisjes.

„Als ik zeg dat de mensen naar huis moeten vertrekken, barsten ze in snikken uit”, zegt Marçal. „Ze zeggen dat dit nu hun thuis is.” De zusters hebben van alles geprobeerd, maar de ontheemden willen niet weg. „Zelfs toen er geen rijst was, bleven ze hier. Het is dus geen kwestie van voedselschaarste, zoals sommigen hebben geopperd”, voegt Marçal toe. „Maar het kan niet langer zo.” Ze wijst om zich heen. Wat ooit een tuin was, is nu een modderig vluchtelingenkamp met vuilwitte, kokervormige tenten dicht op elkaar gepakt, verbonden door een spinnenweb van waslijnen waaraan bont wasgoed wappert.

De vlucht naar de kloosters en kerken begon in april 2006, toen gevechten tussen groepen binnen leger en politie de nieuwe, onafhankelijke staat Oost-Timor aan de rand van een burgeroorlog brachten. De crisis was de aanleiding voor een gewelddadig etnisch conflict.

Op het hoogtepunt van de crisis sloegen 133.000 mensen op de vlucht, van wie de helft de toevlucht zocht in religieuze centra. Zuster Marçal had meer dan 25.000 ontheemden onder haar hoede. Het aantal nam rond de Kerst af, maar steeg tot 7200 in het begin van dit jaar, toen het etnische conflict ontaardde in bloedige straatgevechten tussen groepen jongeren, vaak leden van vechtsportverenigingen. Meer dan 100.000 Oost-Timorezen, ofwel 10 procent van de bevolking, zijn nog steeds ontheemd. Het gaat vooral om vrouwen en kinderen.

Marçal zwaait de scepter in het kamp met de daadkracht en autoriteit van een kolonel. Ze heeft drie jaar ervaring in kampen in Bosnië en tolereert geen geweld binnen haar muren, hoewel ze toegeeft dat zich onder de vluchtelingen waarschijnlijk ook jongens bevinden die meedoen aan de straatgevechten.

Overdag geeft ze les aan de universiteit en adviseert ze de VN-politie, in de namiddag runt ze het klooster. ’s Nachts assisteert ze als vroedvrouw bij bevallingen. Een drukke taak, want Oost-Timor heeft op dit moment het hoogste geboortecijfer ter wereld, en veel van de zwangere vrouwen bevallen in een van de kampen.

„Ze zou onze minister-president moeten worden”, zegt Veronica Guterres, een van de jonge moeders in het kamp. Marçal lacht niet als ze dit hoort. „Velen zeggen dat”, beaamt ze nors. Ze heeft niet veel goede woorden over voor de pogingen van de regering om een oplossing te vinden. Bovendien is ze er vrij zeker van dat sommige politieke leiders achter het voortdurende geweld zitten. „Men kan pas aan een daadwerkelijke oplossing voor de vluchtelingen werken”, zegt ze, „als politici de moed kunnen opbrengen om toe te geven dat zij de oorzaak van de problemen zijn.”

Oost-Timor verkreeg onafhankelijkheid in mei 2002, na een geschiedenis van meer dan 400 jaar als Portugese kolonie, 25 jaar onder Indonesische bezetting en twee jaar onder toezicht van de Verenigde Naties.

Na de crisis van 2006 besloot de Veiligheidsraad de VN-missie in Oost-Timor te vernieuwen en te versterken met 1608 politieagenten en 34 militaire adviseurs, plus een uit 1000 personen bestaande, door Australië geleidde, internationale troepenmacht (ISF).

Maar de cultuur van geweld en rechteloosheid waar Oost-Timor tientallen jaren onder gebukt ging, is niet zomaar verdwenen. De vluchtelingen beseffen dit maar al te goed. Zij weten uit ervaring dat de VN hen niet echt kunnen beschermen.

Paolo Soares (35) woont sinds een jaar bij zuster Marçal. Hij is in de rouw. Zijn baby overleed aan diarree vanwege de onhygiënische omstandigheden in het kamp, maar hij durft niet te vertrekken. „De zusters bieden veiligheid, thuis hebben we die garantie niet”, zegt hij. Soares heeft een huis, maar velen in het kamp hebben hun woning en bezittingen in vlammen zien opgaan.

De hoop is dat alle ontheemden na de verkiezingen van 30 juni vertrekken. Maar de complexiteit van het probleem maakt dit onwaarschijnlijk. De meeste vluchtelingen komen uit het oosten van het land. Zij kwamen in groten getale naar de hoofdstad nadat de Indonesiërs in 1999 vertrokken en bezetten, vaak illegaal, de huizen die de Indonesiërs achterlieten.

De gevechten in de hoofdstad zijn het hevigst in de wijken waar de meeste nieuwkomers zijn neergestreken. In sommige buurten zijn vluchtelingen niet meer welkom. De onlusten worden wellicht bevorderd door politici, maar vooral het probleem van een massale werkeloosheid (50 tot 70 procent) onder jongeren is een voedingsbodem voor het aanhoudende geweld.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer