Opperrechters Libië bekijken aidsproces
TRIPOLI/SOFIA (ANP/AFP) – Voor het hooggerechtshof van Libië is woensdag het hoger beroep begonnen dat vijf Bulgaarse verpleegkundigen en een Palestijnse arts hadden aangespannen tegen hun doodvonnis. De zes kregen in mei 2004 in eerste aanleg de ultieme straf opgelegd omdat ze meer dan vierhonderd kinderen in een ziekenhuis geïnfecteerd zouden hebben met hiv.
De ’Benghazi zes’ zitten al sinds 1999 in een Libische gevangenis. Het doodvonnis dat ze in 2004 tegen zich hoorden uitspreken, werd in 2006 door een hogere rechtbank bevestigd. De verwachting is dat ook de hoogste rechtsinstantie van het Noord–Afrikaanse land het vonnis zal overnemen.Of ze ook daadwerkelijke terecht zullen worden gesteld hangt op een mogelijke schadevergoeding uit Bulgarije en de Europese Unie voor de nabestaanden van de slachtoffertjes. Mochten ze met geld over de brug komen, kunnen de straffen worden omgezet of zelfs worden opgeheven. De zoon van de Libische leider Khaddafi voert daartoe gesprekken.
Voor aanvang van de cassatiezaak op woensdag verzamelden zich nabestaanden en slachtoffers voor het gerechtsgebouw in Tripoli. Ze droegen foto’s mee van 56 inmiddels overleden kinderen die in het zienhuis van Benghazi besmet zouden zijn. De verpleegkundigen en de arts zeggen onschuldig te zijn en wijten de uitbraak van hiv–besmettingen aan de slechte hygiëne in de instelling. Ze zien zich gesteund door internationale experts.
De zes claimen daarnaast dat de zogenaamde bekentenissen die ze zouden hebben afgelegd, zijn afgedwongen door marteling. Internationaal wordt veel druk uitgeoefend op Tripoli om het zestal vrij te laten of ten minste een gevangnisstraf in het buitenland te laten uitzitten. De Palestijnse arts heeft volgens de Bulgaarse minister van Buitenlandse Zaken Ivailo Kalfin de Bulgaarse nationaliteit gekregen zodat hij mee kan met de verpleegsters indien die het land mogen verlaten.
Een uitspraak van het hoogste Libische rechtscollege wordt woensdag niet meer verwacht. De advocaten van de aangeklaagden drongen er op aan de afhandeling van het beroep uit te stellen zodat ze meer tijd hebben om hun zaak voor te bereiden.